Beklag tegen beslag op hoestpastilles door Douane: Geen vervolging, verbeurdverklaring niet aan de orde

Rechtbank Den Haag 23 april 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:4817

De Douane heeft een postzending met hoestpastilles in beslag genomen. Verdenking overtreding geneesmiddelenwet. Klaagster heeft verzocht om teruggave van de pillen (Koflet Lozenges, van het merk Himalaya, hierna: hoestpastilles), omdat er geen opsporingsgrond is om de hoestpastilles langer in beslag te houden. Er is geen sprake van gevaar voor de samenleving. Bovendien zijn de pillen geen geneesmiddel.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de hoestpastilles die in beslag zijn genomen, aan te merken zijn als een geneesmiddel. Zodoende is het verboden om deze in te voeren. De officier van justitie heeft medegedeeld dat de Belastingdienst heeft laten weten dat zij de zaak wat de douane betreft is afgedaan en dat de pillen vernietigd zullen worden. Er zal in ieder geval geen strafrechtelijke vervolging plaatsvinden. De grondslag van die vernietiging is dan de onttrekking aan het verkeer in verband met de overtreding van de geneesmiddelenwet. De officier van justitie heeft gezegd dat zij niet kan beoordelen of het ongecontroleerde bezit van de hoestpastilles schadelijk zijn, en dus of het bezit daarvan in strijd is met het openbare belang.

Oordeel van de rechtbank

In de onderhavige procedure dient de rechtbank te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor – in dit geval – artikel 94 sv de inbeslagneming toelaat het voortduren van het beslag nodig maakt.

In het onderhavig geval is sprake van voorwerpen die volgens het Openbaar Ministerie vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer. De inbeslaggenomen hoestpastilles zijn bedoeld voor het genezen of voorkomen van (keel)pijn en vallen daarom aan te merken als een geneesmiddel in de zin van de Geneesmiddelenwet. Ook klaagster heeft verklaard dat de hoestpastilles effectief zijn. De omstandigheid dat de pillen in het buitenland vrij verkrijgbaar zijn op het internet, maakt dit niet anders.

Op grond van artikel 18 van de Geneesmiddelenwet is het verboden om zonder vergunning geneesmiddelen in te voeren. De ratio achter dit verbod is dat de overheid niet wil dat geneesmiddelen op de markt komen die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid of waarvan niet vaststaat dat deze werken. Een uitzondering geldt voor het invoeren van geneesmiddelen die kennelijk bestemd zijn voor eigen gebruik door de persoon die de desbetreffende geneesmiddelen vervoert. Daarvan is in dit geval geen sprake, nu klaagster de hoestpastilles online heeft besteld en deze dus door een ander liet vervoeren. De zending was afkomstig uit India, zodat ook van invoer sprake is.

Na dat alles merkt de rechtbank op dat de officier van justitie heeft verklaard dat klaagster niet zal worden vervolgd. Ook voor de Douane is de zaak afgedaan. Daaruit volgt dat een verbeurdverklaring niet aan de orde zal zijn.

Vervolgens ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of het ongecontroleerde bezit van deze hoestpastilles in strijd is met de wet of het algemeen belang. Kort gezegd komen verboden middelen niet terug in het verkeer, ook als in het onderzoek waarin ze in beslag zijn genomen geen vervolging zal of kan worden ingesteld. De toets die de rechtbank heeft toe te passen is een summiere toets: is het hoogst onwaarschijnlijk, dat de strafrechter, later oordelend op een separaat verzoek tot onttrekking als bedoeld in artikel 36b, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de hoestpastilles zal onttrekken aan het verkeer.

Dat de zaken in beslag zijn genomen is onvoldoende voor het oordeel dat het ongecontroleerd bezit in strijd is met het algemeen belang, terwijl er ook geneesmiddelen zijn die – hoewel ze een effect hebben op de mens – zo veilig worden geacht te zijn dat ze niet voor onttrekking in aanmerking komen.

Het doosje dat klaagster ter zitting heeft laten zien oogt als een medicijndoosje, inclusief ingeslagen registratienummers. Dat het geneesmiddel louter uit natuurlijke ingrediënten bestaat sluit niet enig gevaar van het middel uit: in menig tuin zullen planten staan waarvan, als louter natuurlijk ingrediënt, relatief eenvoudig een letale thee kan worden getrokken of die op een ander manier gevaarlijk zijn.

De rechtbank acht het niet waarschijnlijk dat deze hoestpastilles uiteindelijk gevaarlijk zullen blijken in de zin dat ze onttrokken moeten worden. De ingrediënten lijken op zich onschuldig genoeg. Ook zouden klaagster en haar echtgenoot regelmatig dergelijke pastilles hebben gebruikt, terwijl (van die twee in elk geval) klaagster in blakende gezondheid ter zitting is verschenen en daar zelfs heeft aangeboden ten overstaan van de rechtbank een pastille te gebruiken. De rechtbank kan echter, zonder nader onderzoek of farmaceutische verklaring, niet verder gaan dan een inschatting. Hoewel onttrekking niet waarschijnlijk is, is onttrekking, nu het middel enig effect heeft op de mens, is gekocht via internet en van buiten de EU en gezien de presentatie van het getoonde doosje, ook niet hoogst onwaarschijnlijk.

Het belang van strafvordering verzet zich derhalve tegen opheffing van het beslag, zodat het beklag ongegrond moet worden verklaard.

Ten overvloede overweegt de rechtbank het volgende.

Tenzij verlies van eigendom op enig ander wettelijk voorschrift kan worden gebaseerd, zal de officier van justitie de onttrekking aan het verkeer van de hoestpastilles moeten vorderen. Inbeslagneming op zich is immers geen grond voor verlies van eigendom. Dat het slechts gaat om hoestpastilles met een relatief beperkte waarde in het economisch verkeer maakt dat niet anders.

Of het sop de kool waard is – een aparte procedure tot onttrekking van hoestpastilles – is bij gevaarlijke hoestpastilles of andere zaken geen relevante afweging. In hoeverre dat bij ongevaarlijke zo is, is een afweging die in de eerste plaats aan de officier van justitie is. In elk geval zal in een dergelijke procedure voldoende moeten blijken van het gevaar van de hoestpastilles. Niet valt uit te sluiten dat de resultaten van een (mogelijk kort) onderzoek naar dat gevaar de vordering reeds overbodig maken.

De rechtbank verklaart het beklag ongegrond.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^