Bestrijding fraude met en vervalsing van niet contante betaalmiddelen

De Eerste Kamer heeft op 23 februari 2021 als hamerstuk afgedaan het wetsvoorstel Implementatie van Richtlijn 2019/713/EU betreffende de bestrijding van fraude met en vervalsing van niet contante betaalmiddelen.

Dit wetsvoorstel implementeert de EU-richtlijn 2019/713/EU over de bestrijding van fraude met en vervalsing van niet-contante betaalmiddelen in Nederlandse wet- en regelgeving. De richtlijn heeft betrekking op niet-contante betaalinstrumenten, zoals giraal en elektronisch geld en virtuele valuta, zoals bitcoins. De nieuwe soorten betaalinstrumenten bieden niet alleen nieuwe kansen voor consumenten en ondernemingen, maar ook nieuwe mogelijkheden tot fraude.

De EU-richtlijn vervangt het Kaderbesluit 2001/413/JBZ, dat zag op materiële (niet-contante) betaalinstrumenten als kredietkaarten en bankpassen. Nederland kent al ruime strafbaarstellingen van frauduleuze gedragingen, waaronder een groot deel van de in de richtlijn genoemde gedragingen vallen.

De implementatie van de richtlijn leidt tot een aantal aanscherpingen van de computer- en valsheidsdelicten. Het strafmaximum van enkele computerdelicten wordt verhoogd in gevallen waarin die misdrijven betrekking hebben op betaalinstrumenten of zijn gepleegd met het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling. Daarnaast wordt het bereik van een tweetal valsheidsdelicten verbreed van betaalpassen naar ook andere niet-contante betaalinstrumenten.

De richtlijn moet uiterlijk op 31 mei 2021 geïmplementeerd zijn.

Print Friendly and PDF ^