Bewezenverklaring valsheid in geschrift, geen AVAS

Rechtbank Rotterdam 28 februari 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:3863

De verdachte heeft namens iemand anders een volmacht ondertekend waardoor in strijd met de waarheid de indruk werd gewekt dat die ander akkoord was gegaan met de vestiging van een recht van opstal met de bijbehorende voorwaarden van een waterbedrijf.

De verdediging heeft betwist dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte de bewuste handtekening niet valselijk heeft gezet. Hij heeft immers op geen enkele manier gepretendeerd dat het de handtekening van de aangever naam slachtoffer was. De verdachte heeft namelijk zijn eigen handtekening geplaatst met de toevoeging “per order”, waarmee hij aangaf dat hij namens naam slachtoffer tekende. Volgens de verdediging is dit geen valsheid in de strafrechtelijke zin, aangezien hij daadwerkelijk namens naam slachtoffer heeft getekend, hetgeen hij mocht doen, gelet op de koop-/aannemingsovereenkomst, de bijbehorende algemene voorwaarden en een advies van de notaris ter zake.
 

Beoordeling rechtbank

De verdachte heeft erkend dat hij op 15 december 2010 een volmacht tot vestiging van een zakelijk recht van opstal met zijn eigen handtekening heeft ondertekend op de plaats waar ruimte was gelaten voor de handtekening van naam slachtoffer. Verdachte heeft daarbij de aanduiding “p/o” vermeld.

had eerder echter uitdrukkelijk verklaard niet akkoord te gaan met de hem in concept voorgelegde overeenkomst tot vestiging van een recht van opstal, vanwege een aansprakelijkheidsbeding dat opgenomen was in de in die overeenkomst van toepassing verklaarde algemene voorwaarden van het waterbedrijf naam waterbedrijf. Dat naam slachtoffer niet wilde ondertekenen was bij de verdachte bekend, zoals de verdachte ter terechtzitting ook heeft toegegeven. Dat naam slachtoffer op basis van de koop-/aannemingsovereenkomst en de hierbij behorende algemene voorwaarden wel al had ingestemd met de vestiging van een recht van opstal rechtvaardigt het handelen van verdachte niet. Die instemming van naam slachtoffer zag immers op de vestiging van een recht van opstal in algemene zin. Daar had naam slachtoffer op zichzelf ook geen bezwaar tegen. Het bezwaar van naam slachtoffer was gericht tegen het specifieke aansprakelijkheidsbeding. Uit de koop-/aannemingsovereenkomst en de algemene voorwaarden blijkt niet dat naam slachtoffer zich had verbonden om elk aansprakelijkheidsbeding te aanvaarden. naam slachtoffer heeft zijn bezwaar nog eens herhaald tijdens een bijeenkomst op

10 augustus 2010 waarbij de verdachte ook aanwezig was. De verdachte wist dus dat hij handelde in strijd met de wil van naam slachtoffer door namens naam slachtoffer de genoemde volmacht te ondertekenen.

Anders dan de verdediging heeft betoogd, is hiermee sprake van een valsheid in geschrift. Namens iemand ondertekenen impliceert immers dat degene namens wie getekend wordt, akkoord is gegaan met de inhoud van hetgeen wordt ondertekend. Zo’n ondertekend stuk dient ook als bewijs van die instemming.

Door op de plek waar ruimte was gelaten voor de handtekening van naam slachtoffer met zijn eigen handtekening en de vermelding “p/o” te ondertekenen heeft de verdachte willens en wetens een bewijs laten opmaken waarmee in strijd met de waarheid, dus valselijk, de schijn wordt gewekt dat hij per order voor naam slachtoffer mocht tekenen en dat naam slachtoffer had ingestemd met de vestiging van een zakelijk recht van opstal onder de bijbehorende voorwaarden, waaronder het genoemde aansprakelijkheidsbeding.
 

Bewezenverklaring

  • Valsheid in geschrift
     

Strafbaarheid verdachte

De verdediging heeft (subsidiair) betoogd dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging vanwege de afwezigheid van alle schuld. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte bij het ondertekenen is afgegaan op het advies van de notaris, aan wie zodanig gezag valt toe te kennen, dat de verdachte in redelijkheid op de deugdelijkheid van dat advies mocht vertrouwen.

Beoordeling rechtbank

Voor het slagen van een beroep op afwezigheid van alle schuld wegens dwaling ten aanzien van de wederrechtelijkheid van het bewezen verklaarde feit, is vereist dat aannemelijk is geworden dat de verdachte heeft gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de hem verweten gedraging. De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat de verdachte bekend was met de weigering van naam slachtoffer om te ondertekenen. De verdachte heeft desondanks niet afgezien van het ondertekenen, maar is advies gaan vragen of hij buiten de wil van naam slachtoffer om toch mocht ondertekenen. Het advies van de notaris – zo dat al is gegeven op de wijze zoals de verdachte heeft gesteld – doet aan de eigen wetenschap van de verdachte over de weigering van naam slachtoffer en de eigen verantwoordelijkheid van de verdachte in dit kader niet af. Van een onbewustheid, laat staan een verontschuldigbare, is daarom geen sprake. Gelet hierop kan de verdachte zich niet zonder meer beroepen op het advies van de notaris dat hij toch mocht ondertekenen. Het beroep op afwezigheid van alle schuld kan daarom niet slagen.

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
 

Strafoplegging

Gezien de ernst van het feit zou daarop in beginsel met een straf dienen te worden gereageerd. Gelet echter op de tijd die inmiddels is verstreken en de omstandigheid dat het handelen van de verdachte niet tot onomkeerbare schade heeft geleid, dient oplegging van een sanctie naar het oordeel van de rechtbank thans geen redelijk doel meer. De rechtbank zal de verdachte om die reden schuldig verklaren, maar geen straf of maatregel opleggen.

 

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^