Broers krijgen cel- en taakstraf voor handel in vervalste merkartikelen

Rechtbank Oost-Brabant 12 maart 2019, ECLI:NL:RBOBR:2019:1286

De rechtbank Oost-Brabant veroordeelt een 33-jarige man uit Eindhoven voor grootschalige merkfraude tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Zijn 31-jarige broer uit Nuenen krijgt voor zijn aandeel een taakstraf van 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk.

De mannen handelden van september tot en met november 2016 in vervalste kleding, accessoires en horloges. Ze verkochten onder meer truien, broeken, jassen en riemen vanuit gehuurde opslagboxen aan klanten. Deze artikelen waren voorzien van valse of vervalste merktekens. De rechtbank oordeelt op basis van de bewijzen dat de mannen wisten dat het geen originele merkartikelen waren en dat ze dus vervalst waren.

Bij het bepalen van de straffen houdt de rechtbank er rekening mee dat de broers zowel de reputatie, exclusiviteit en werfkracht van de originele merken hebben geschonden, maar ook het vertrouwen dat de consument moet kunnen hebben in de juistheid van merkaanduidingen. Bovendien maakten ze inbreuk op het exclusieve intellectuele eigendomsrecht dat de rechthebbenden hebben op hun merk. Door de vervalste merkartikelen tegen spotprijzen aan te bieden, werd de markt verstoord.

De rechtbank legt de 33-jarige man een aanzienlijk zwaardere straf op, omdat het initiatief van hem uitging en hij een leidinggevende rol had. Bovendien is hij in 2015 ook veroordeeld voor merkfraude en accepteerde hij in datzelfde jaar een transactievoorstel dat zag op verdenking van merkfraude. De handel in vervalste merkartikelen maakt kennelijk deel uit van het gedragspatroon van de man, aldus de rechtbank. Met een gevangenisstraf wil de rechtbank proberen dit patroon te doorbreken. De jongste broer krijgt een lagere straf omdat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten. Ook speelde hij een ondergeschikte rol in het geheel. Hij ontving onder meer klanten, maakte prijsafspraken en verplaatste de artikelen tussen verschillende locaties. In het voordeel van beide broers houdt de rechtbank er tot slot rekening mee dat het Openbaar Ministerie deze zaken niet binnen een redelijke termijn aan de rechter voorgelegd heeft.

Lees hier de volledige uitspraak.



Print Friendly and PDF ^