'Btw-fraude en EU-beginselen; recht zeker?'

De Nederlandse omzetbelasting is gebaseerd op EU-richtlijnen, waarvan de huidige Btw-richtlijn verreweg de belangrijkste is. In de loop der jaren heeft het Europese Hof van Justitie deze Btw-richtlijn en zijn voorgangers (de Zesde richtlijn en de Eerste en Tweede richtlijn) in een keur van arresten uitgelegd en verfijnd, maar hier en daar ook zeker aangevuld. Het HvJ heeft bij dat laatste in toenemende mate algemene beginselen van EU-recht ingeroepen: ongeschrevenrechtsbeginselen die het HvJ doet ontstaan door deze te constateren. Beginselen die gewoonlijk in een aantal lidstaten reeds in enige vorm in de nationale rechtsorde aanwezig zijn, maar niet noodzakelijkerwijze in alle lidstaten.

In deze bijdrage gaat de auteur in op het door het HvJ geconstateerde antifraudebeginsel. Toepassing van dit beginsel lijkt op gespannen voet te staan met Nederlandse (grond)wettelijke bepalingen. Deze constatering heeft de Hoge Raad inmiddels aangezet tot het stellen van prejudiciële vragen aan het HvJ.

Lees verder:

Print Friendly and PDF ^