Cassatie in zorgfraude zaak: afdoening door middel van artikel 81 RO
/Hoge Raad 8 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:847
Feiten
Het gerechtshof te ‘s-Gravenhage, economische kamer, heeft bij arrest van 4 mei 2012 de verdachte ter zake van
- opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 35 van de Wet marktordening gezondheidszorg gegeven verbod, meermalen gepleegd
- oplichting, meermalen gepleegd – waarbij het hof de samenloop van de feiten in de periode van 1 oktober 2006 tot en met 31 januari 2008 heeft opgevat als eendaadse samenloop –
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met bijzondere voorwaarde als in het arrest vermeld en met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. Voorts heeft het hof de verdachte ontzet van het recht tot uitoefening van het beroep van tandarts voor de duur van drie jaren en heeft het beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen, een en ander op de wijze vermeld in het arrest.
Door de verdachte is cassatie ingesteld.
Eerste middel
In het middel wordt aangevoerd dat de verklaring van de verdachte niet alle onderdelen van het bewezenverklaarde dekt, zodat ’s hofs oordeel dat de verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend in de zin van art. 359, derde lid, Sv onbegrijpelijk is. Uit de verklaring van de verdachte volgt in het bijzonder niet ten aanzien van feit 1 dat hij opzettelijk heeft gehandeld en ten aanzien van feit 2 dat hij in de periode van 1 januari 2005 tot 1 oktober 2006 verzekeraars heeft opgelicht en dat hij het oogmerk had om zich wederrechtelijk te bevoordelen.
AG Aben
De klacht ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde faalt. Het hof heeft kennelijk de verklaring van de verdachte dat hij bekent wat hem ten laste is gelegd, zo verstaan dat de verdachte daarmee ook zijn opzet heeft bekend. Verdachtes verklaring heeft het hof dus begrepen als een erkenning dat het declareren van niet-geleverde zorg geen vergissing betrof. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en daaraan doet niet af dat de verdachte dit onderdeel in het daarop volgende gedeelte van zijn verklaring niet heeft geëxpliciteerd.
Hetzelfde geldt voor de eerste klacht ten aanzien van feit 2. Dat de verdachte heeft bekend ook in de periode van 1 januari 2005 tot 1 oktober 2006 verzekeraars te hebben opgelicht, heeft het hof kennelijk en niet onbegrijpelijk afgeleid uit verdachtes verklaring dat hij het hem tenlastegelegde bekent.
Ten slotte de tweede klacht ten aanzien van feit 2. Verdachtes verklaring dat hij “het niet om het geld [heeft] gedaan” heeft het hof kennelijk aldus verstaan dat de verdachte hiermee niet heeft willen betwisten de valse declaraties te hebben ingediend met het doel zich te bevoordelen met de gelden die daarop werden betaald. Het hof heeft deze passage kennelijk louter begrepen als verdachtes mededeling dat zelfverrijking niet zijn achterliggende motief was. Deze lezing van verdachtes verklaring is niet onbegrijpelijk. Een retorische vraag ter verduidelijking. Zou een Robin Hood, die zoals bekend van de rijken stal om aan de armen te geven, met zijn verklaring dat het hem niet om het geld te doen was ook het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben willen betwisten? Het middel faalt.
Tweede middel
Het tweede middel keert zich tegen de bewezenverklaring van feit 1.
Aangevoerd wordt dat een tarief een prijs is voor een prestatie en een prestatie de levering van zorg door een zorgaanbieder. Nu het hof echter bewezen heeft verklaard dat er geen zorg is geleverd, kan van een prestatie en van een tarief geen sprake zijn.
AG Aben
Uit Art. 35, eerste lid, Wet marktordening gezondheidszorg en artikel 1 Wet marktordening gezondheidszorg volgt dat in deze wet onder ‘het tarief’ wordt verstaan: de prijs voor de levering van zorg door een zorgaanbieder. De stellers van het middel betogen zij dat het (dus) onmogelijk is om een tarief in rekening te brengen in het geval de zorg niet is geleverd.
De AG kan de stellers van het middel hierin niet volgen. Dat het tarief de (vastgestelde) prijs is voor de levering van de betreffende zorg, verhindert niet dat een zorgaanbieder dit tarief in rekening kan brengen in het geval daarvoor in werkelijkheid geen grondslag bestaat. Wederom een analogie ter verduidelijking. Ofschoon een ‘factuur’ volgens Van Dales Groot woordenboek van de Nederlandse taal ‘een lijst van geleverde goederen’ behelst, kan een leverancier wel degelijk (vals) factureren in het geval hij die goederen niet daadwerkelijk heeft geleverd.
Het middel faalt.
Hoge Raad
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Lees hier de volledige uitspraak.