Column: Meer geld voor handhaving door ISZW, bedrijven bereid u voor!
/Door Marleen Velthuis & Vincent Lampers (Stibbe Amsterdam)
In het Regeerakkoord staat dat de Inspectie SZW (ISZW) – fasegewijs – 50 miljoen euro per jaar extra budget zal krijgen voor de handhavingsketen. Een forse toename, zeker wanneer dit wordt afgezet tegen de huidige kosten van ongeveer 100 miljoen euro per jaar (Jaarverslag ISZW 2016). Bedrijven zullen de toename aan inspectie-capaciteit gaan merken.
De uitbreiding van het budget is in lijn met de aanbevelingen uit het Inspectie Control Framework dat is opgezet om te onderzoeken op welke deelgebieden ISZW meer capaciteit nodig heeft. Daaruit volgde dat ISZW verwacht 100 extra FTEs nodig te hebben om arbeidsuitbuiting tegen te gaan en eerlijk werken te bevorderen. Daarnaast zijn ongeveer 40 extra FTEs nodig, om preventief onderzoek te verrichten ter voorkoming van arbeidsongevallen. En nog eens 20 extra FTEs, die zich specifiek bezig houden met de controle van Brzo-bedrijven.
Het ligt voor de hand dat die toename in capaciteit zal leiden tot meer of uitgebreidere controle van bedrijven. De kans op ontdekking van eventuele onregelmatigheden of onvolkomenheden wordt daardoor groter. Daarmee lopen bedrijven een groter risico op handhavingsacties, waaronder mogelijk ook bestuurlijke boetes of strafrechtelijke handhaving. De boetes die ISZW kan opleggen kunnen hoog oplopen, vooral voor Brzo-bedrijven (zie bijvoorbeeld de column van Marleen Velthuis van 21 maart 2017).
Proactief toezicht en optreden door het bedrijf zelf!
Bedrijven kunnen zich hier goed op voorbereiden, door zich van te voren kritisch af te vragen welke maatregen zijn getroffen om incidenten en overtredingen te voorkomen. Aan de hand van een goede analyse kunnen mogelijke verbeteringen in kaart worden gebracht en doorgevoerd.
Daarbij is het belangrijk om niet alleen de juiste maatregelen te treffen, maar deze ook goed te documenteren. Indien zich onverhoopt toch een incident voordoet, kan het bedrijf aantonen dat alle noodzakelijke maatregen wel degelijk reeds aanwezig waren.
Een bedrijf zou zichzelf vooraf dezelfde vragen moeten stellen als die ISZW na een incident zal onderzoeken:
- Zijn alle risico's geïnventariseerd?
- Is er een veilige werkwijze opgesteld?
- Wordt aan alle randvoorwaarden voldaan (persoonlijke beschermingsmiddelen, voldoende training, etc)?
- Zijn de werknemers voldoende duidelijk geïnstrueerd?
- Wordt er voldoende toezicht gehouden op het naleven van de veilige werkwijze?
Door het opzetten, naleven en documenteren van een stevig compliance programma waarbij actief wordt nagedacht over de voorgaande vragen kan het risico op beboeting worden beperkt. Nog belangijker, mogelijk kunnen bepaalde incidenten hiermee voorkomen worden.
Uiteindelijk zal dit er dus toe kunnen leiden dat ISZW met minder capaciteit dezelfde doelen kan behalen. Minder ongevallen betekent immers minder ongevalsonderzoeken en meer tijd voor proactief toezicht. Daar ligt het gemeenschappelijke doel voor bedrijven en ISZW: voorkomen is nog altijd beter dan genezen!
Belang adequate voorbereiding bezoeken ISZW
Veel bedrijven zijn zich inmiddels ook bewust van het belang van een goede voorbereiding op eventuele bezoeken van toezichthouders. Op branche niveau zien we een toenemende aandacht voor voorbereiding op het toezicht door ISZW (zie bijvoorbeeld het programma van de metaalsector). Ook zien bedrijven steeds vaker de noodzaak zich goed voor te laten bereiden door gespecialiseerde advocaten om zo goed beslagen ten ijs te komen tijdens bezoeken van ISZW. Dit is ook goed voorstelbaar, aangezien een bezoek van ISZW grote gevolgen kan hebben.
In het bijzonder dienen betrokkenen zich te realiseren welk effect een onjuiste of onvolledige verklaring kan hebben op het onderzoek. Daarbij is het vooral van belang dat de betrokkenen niet gaan gissen als ze het antwoord op vragen van ISZW niet weten. Onjuiste uitlatingen van werknemers kunnen er toe leiden dat het bedrijf ten onrechte wordt beboet of in een strafrechtelijke vervolging wordt betrokken. Zelfs wanneer achteraf blijkt dat een werknemer het niet bij het juiste eind had, is het vaak heel lastig om deze onjuistheden te corrigeren en het ingeslagen handhavingstraject te beïnvloeden.
Ook ISZW zou uitspraken van werknemers kritisch op juistheid moeten controleren. Een werknemer die niet de schuld bij zichzelf wil leggen van een ongeval, zal wellicht in eerste instantie geneigd zijn om te antwoorden dat hij niet op de hoogte was van bepaalde veiligheidsregels of werkinstructies. In de praktijk ervaren wij met regelmaat dat achteraf aan de hand van bijvoorbeeld ondertekende 'toolbox-formulieren' kan worden aangetoond dat die eerste reactie van de werknemer niet juist was.
Dit onderstreept te meer het belang van het bedrijf om niet alleen duidelijke instructies te geven, maar deze ook zorgvuldig vast te laten leggen. Duidelijke werkinstructies kunnen ertoe leiden dat in ieder geval opzet op een overtreding ontbreekt bij de rechtspersoon, indien de werknemer afwijkt van de werkinstructies en de rechtspersoon hier niet van op de hoogte is (Rechtbank Rotterdam 16 november 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:8987). Ook levert op basis van het beleid van ISZW het "wel hebben gegeven van een duidelijke instructie aan de werknemer" een matigingsgrond op bij bestuurlijke beboeting.
Tot slot is van belang dat ISZW geen suggestieve vragen hoort te stellen of naar meningen van getuigen op zoek gaat. Getuigen dienen zich te beperken tot de feiten en hoeven geen meningen te geven. Als bewijs kan immers enkel gelden een verklaring van de getuige over feiten en omstandigheden die hij zelf heeft waargenomen of ondervonden. Het is raadzaam dat ook de betrokkenen van dit uitgangspunt op de hoogte worden gesteld. Hiermee wordt voorkomen dat hun verklaring vermengd raakt met vermoedens of meningen, in een poging alle vragen van ISZW inhoudelijk te beantwoorden. Dat is in het belang van het onderzoek. Een onderzoek dat voortborduurt op onjuiste aannames is immers voor niemand wenselijk.