Studioverhoor minderjarige getuigen, in aanwezigheid verdediging, ook tijdens voorbereidend onderzoek. Arrest Schatsachschwili/Duitsland werpt zijn schaduw vooruit naar het voorbereidend onderzoek.
/Rechtbank Gelderland 13 december 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:6453
Op 14 december 2017 staat bij de politie – en buiten de aanwezigheid van de rechter-commissaris en de raadsman om – een studioverhoor gepland van de getuigen getuige 1 (geboren op geboortedatum 2 2012) en getuige 2 (geboren op geboortedatum 3 2010).
Namens klager is op 7 december 2017, op grond van artikel 182, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering aan de rechter-commissaris gemotiveerd verzocht om het horen van de getuigen getuige 1 en getuige 2 onder de regie van de rechter-commissaris (al dan niet met tussenkomst van gespecialiseerde rechercheurs) te laten plaatsvinden en dat de verdediging in de gelegenheid wordt gesteld om de kinderen zelf vragen te kunnen stellen.
De rechter-commissaris heeft het verzoek van klager bij beschikking van 13 december 2017 afgewezen.
In het bezwaarschrift van 13 december 2017 is verzocht het bezwaar gegrond te verklaren en te bepalen dat de getuigen in bijzijn van de raadsman van klager dienen te worden gehoord, middels een studioverhoor en onder regie van de rechter-commissaris en op een wijze waarbij de raadsman in de gelegenheid wordt gesteld om de getuigen vragen te stellen.
Bij de besloten behandeling in raadkamer van 13 december 2017 is namens klager diens raadsman verschenen.
In raadkamer zijn de raadsman en de officier van justitie, mr. R. Schuurman, gehoord.
De standpunten
De raadsman heeft het bezwaarschrift nader toegelicht en heeft, kort samengevat, naar voren gebracht dat het in het belang van de kinderen en van de waarheidsvinding is dat de kinderen éénmaal, en niet meermalen, worden gehoord. Indien zij meermalen gehoord worden, bestaat het risico van (bewuste of onbewuste) beïnvloeding door derden. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat getuigen die eenmaal gehoord zijn niet snel genegen zijn om op hun eerdere verklaring terug te komen. Het horen dient in één keer goed te gebeuren en zou daarom moeten plaatsvinden onder regie van de rechter-commissaris en in het bijzijn van de verdediging. Verder is nog een beroep gedaan op artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift ongegrond dient te worden verklaard. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het strafrechtelijk onderzoek zich nog in de opsporingsfase bevindt en dat de rechter-commissaris daarin geen rol heeft. Zodoende dienen de getuigen bij de politie zonder bijzijn van de verdediging, zoals dat normaliter ook in de opsporingsfase gebeurt, te worden gehoord. Indien de verklaringen voor de verdediging aanleiding geven voor nadere onderzoekswensen, dan kan daarop op dat moment beslist worden. Of het, gelet op de belangen van het kind, te belastend is om de getuigen dan nogmaals te horen, zal dan beoordeeld kunnen worden.
De beoordeling
Het bezwaarschrift is tijdig ingediend.
De onderhavige strafzaak ziet op de beschuldiging van mishandeling van aangeefster aangeefster en haar twee kinderen getuige 1 (vijf jaar oud) en getuige 2 (zeven jaar oud) door klager. De kinderen zouden hiervan over en weer getuige zijn geweest.
In deze zaak is een studioverhoor van beide kinderen gepland op 14 december 2017. De raadsman heeft, meteen nadat hij hiervan heeft vernomen, op 7 december 2017 de rechter-commissaris verzocht om de kinderen in een studio te verhoren waarbij hij in de gelegenheid is vragen te (doen) stellen. De rechter-commissaris heeft dat verzoek afgewezen omdat het studioverhoor nu eenmaal is vastgesteld en het de raadsman vrij staat op enig later moment een verzoek te doen de kinderen nogmaals te horen indien er voor de verdediging vragen overblijven.
De raadkamer stelt vast dat in de strafzaak van klager op de voet van artikel 182 Sv de tussenkomst van de rechter-commissaris is ingeroepen, zodat deze in ieder geval enige bemoeienis heeft met het opsporingsonderzoek. Blijkens de parlementaire geschiedenis van de ‘wet versterking positie rechter-commissaris’ bestaat de taak van de rechter-commissaris uit het uitoefenen van toezicht op de rechtmatige toepassing van opsporingsbevoegdheden, de voortgang van het onderzoek en de evenwichtigheid en volledigheid van het onderzoek. De bedoeling van de wettelijke regeling is onder meer om het voorbereidend onderzoek in strafzaken zodanig te laten zijn dat de zaak bij aanvang van het onderzoek ter terechtzitting zoveel mogelijk klaar is voor een inhoudelijke behandeling en afdoening. Het principiële standpunt van de officier van justitie dat de zaak zich nog in de opsporingsfase bevindt en de rechter-commissaris daarin geen rol heeft, gaat daarom niet op. Dat laat onverlet dat de officier van justitie uiteraard de leiding van het opsporingsonderzoek blijft houden.
Onderhavige zaak is echter een bijzondere zaak, om navolgende redenen.
Naar het zich laat aanzien zullen de verklaringen van beide zeer minderjarige kinderen een belangrijke rol kunnen spelen bij de inhoudelijke beoordeling van de strafzaak. Hun af te leggen verklaringen zullen wellicht moeten worden aangemerkt als “decisive” in de terminologie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (vgl. EHRM (GC) 15 december 2015, 9154/10, NJ 2017/294 m.nt. Myjer, inzake Schatsachschwili/Duitsland).
Dat de verdediging het recht heeft de getuigen te (doen) ondervragen, staat buiten kijf.
In de genoemde zaak overwoog het Hof dat, wanneer redelijkerwijs voorzienbaar is dat een belangrijke getuige niet ter zitting zal verschijnen om daar te worden gehoord, het van groot belang is daarmee rekening te houden bij het horen van de getuige in het voorbereidend onderzoek. “In such circumstances, it is vital for the determination of the fairness of the trial as a whole to ascertain whether the authorities, at the time of the witness hearing at the investigation stage, proceeded on the assumption that the witness would not be heard at the trial. Where the investigating authorities took the reasonable view that the witness concerned would not be examined at the hearing of the trial court, it is essential for the defence to have been given an opportunity to put questions to the witness at the investigation stage” (rov. 157).
Nu onderscheidt de onderhavige zaak zich van genoemde zaak Schatsachschwili/ Duitsland in die zin dat het niet redelijkerwijs voorzienbaar is dat beide getuigen in een later stadium niet meer kunnen worden gehoord; zij zullen, naar het zich laat aanzien, gewoon beschikbaar blijven voor het onderzoek. Deze zaak wordt echter hierdoor gekenmerkt dat beide kinderen zeer jong zijn (vijf respectievelijk zeven jaren) en dat zij ondervraagd zullen worden over een, indien de beschuldiging juist is, traumatische ervaring. Daarom is het niet zonder meer gegeven dat een tweede verhoor in een verhoorstudio, met ditmaal de raadsman aanwezig, tot de mogelijkheden behoort zonder dat het welzijn of de gezondheid van de kinderen daaronder lijdt.
Gedragskundig onderzoek wijst uit dat kwetsbare personen, zoals kinderen maar ook zwakbegaafde volwassenen, bij voorkeur niet meermalen moeten worden ondervraagd omdat dit de zuiverheid van de af te leggen verklaringen niet ten goede komt. Ook moet voorkomen worden dat de kinderen onnodig worden belast door een tweede studioverhoor waarbij de raadsman dan wel mag aansluiten. Daarom doet de achterliggende gedachte van het EHRM bij het hiervoor aangehaalde citaat ook in onderhavige zaak opgeld.
De raadkamer acht het, kortom, gelet op het belang van de kinderen en de waarheidsvinding, niet wenselijk dat twee zéér jeugdige getuigen tweemaal worden gehoord. Zodoende beslist de raadkamer dat de raadsman bij het studioverhoor (in een zijkamertje, tezamen met de rechter-commissaris en de officier van justitie) aanwezig mag zijn. Dit verhoor zal onder regie van de rechter-commissaris plaatsvinden. De raadsman dient zijn vragen zo veel mogelijk op schrift in te dienen, zodat de gespecialiseerde verhoorders dit in hun verhoorplan kunnen meenemen. Ook kan de raadsman ter plekke nog vragen indienen, waarop de rechter-commissaris zal toezien en, zo nodig, zal beslissen.
De raadkamer zal het bezwaarschrift gegrond verklaren. Dit brengt mee dat de raadkamer er van uit gaat dat het geplande studioverhoor van 14 december 2017 niet doorgaat, omdat de raadsman heeft aangegeven die dag, inmiddels, niet te kunnen.
Lees hier de volledige uitspraak.