Cyberspace, de cloud, en grensoverschrijdende opsporing: de grenzen en mogelijkheden van internationaal recht
/Door de opkomst van cloud computing (het gebruik van schaalbare computercapaciteit als Internetdienst) worden computergegevens steeds vaker opgeslagen ‘in de cloud’ in plaats van op apparaten van gebruikers. Een bepaald bestand kan hierdoor gelijktijdig op meerdere plaatsen worden opgeslagen, terwijl het niet op één bepaalde plaats in zijn geheel hoeft te zijn opgeslagen. Uit snelheidsoverwegingen zullen data vaak opgeslagen worden in het serverpark dat het dichtst bij de locatie van de gebruiker ligt. Er kunnen meerdere aanbieders in gelaagde constructies betrokken zijn bij cloud computing. Ook kunnen data versleuteld zijn. De cloud heeft daarom significante gevolgen voor strafrechtelijke opsporingsonderzoeken, met name wanneer naar digitaal bewijs wordt gezocht. Lokale doorzoeking en inbeslagneming door de politie zal steeds minder bewijs opleveren door het gebruik van clouddiensten zoals webmail en dataopslag-op-afstand. Dit versterkt de al bestaande uitdagingen van cyberopsporing, zoals de noodzaak van snelle bewijsvergaring vanwege de kwetsbaarheid voor dataverlies en de vraag of bevoegdheden toereikend zijn om op afstand toegang te krijgen tot data. Een specifieke uitdaging bij cyberopsporing wordt gevormd door het feit een onderzoek zich snel uitstrekt tot buiten de landsgrenzen. Staten zullen dan terug moeten vallen op de traditionele procedures voor wederzijdse rechtshulp in strafzaken, wat over het algemeen een lastig proces is in cyberopsporing. Naast de organisatorische (capaciteitsproblemen, prioriteitstelling) en juridische (dubbele strafbaarheid) beperkingen, beschouwen de uitvoerders van cyberopsporing de rechtshulpprocedures als omslachtig en ineffectief voor digitale bewijsvergaring. Ondanks de inspanningen die zijn verricht om wederzijdse rechtshulp in cyberopsporingszaken te vergemakkelijken, blijven de procedures ontoereikend in situaties waarbij snelle datavergaring essentieel is of in situaties waarbij (cyber)criminelen data veelvuldig verplaatsen. De procedures bieden ook geen soelaas wanneer de locatie van de data niet, of alleen door middel van tijdrovende inspanningen, kan worden vastgesteld; dat kan vaak het geval zijn bij cloud computing.
Waar de gangbare procedures voor wederzijdse rechtshulp ontoereikend zijn, dringt de vraag zich op of, en onder welke omstandigheden, grensoverschrijdende opsporing toegestaan is. Dit is niet alleen een relevante vraag voor computercriminaliteit, maar voor alle misdaden waarbij daders communiceren via email of smartphone-apps of gebruik maken van cloud-opslagdiensten. Ondanks de nodige pogingen om grensoverschrijdende cyberopsporing te vergemakkelijken, zijn er op dit vlak nog weinig zichtbare resultaten geboekt. Een belangrijke oorzaak daarvan is het feit dat op territorium gebaseerde nationale soevereiniteit de basis vormt voor internationaal recht, waardoor het internationaal recht onderzoeksactiviteiten op buitenlands grondgebied strikt verbiedt als er geen toestemming is van de buitenlandse staat. Er is daarom sprake van een impasse: cyberopspoorders willen op een of andere manier grensoverschrijdend kunnen opsporen maar kunnen dit niet door de huidige interpretatie van internationaal recht, en de uitdagingen van cyberopsporing hebben staten er vooralsnog niet toe bewogen om nieuwe regels te creëren die de strikte interpretatie van soevereiniteit loslaten.
Tegen deze achtergrond van een 21e -eeuws cloud computing-paradigma dat aanloopt tegen 20e - eeuwse procedures voor wederzijdse rechtshulp in strafzaken ontvouwt zich het probleem dat centraal staat in dit onderzoek. Dit rapport beoogt het debat over grensoverschrijdende cyberopsporing een stap verder te brengen door een brug te slaan tussen de gebieden van cyberopsporing en internationaal recht.
De onderzoeksvraag is welke grenzen en mogelijkheden er bestaan in het internationaal recht voor grensoverschrijdend cyberonderzoek door opsporingsinstanties.
Lees verder:
- Cyberspace, de cloud, en grensoverschrijdende opsporing: de grenzen en mogelijkheden van internationaal recht, Universiteit van Tilburg