Dagvaarding voor pro forma zitting wijkt af van bevel bewaring en bevel gevangenhouding. Niet langer kan gesproken worden van een voorlopige dagvaarding, daardoor gevorderde wijziging (toevoeging van nieuw feit) niet meer mogelijk.
/Rechtbank Noord-Holland 18 januari 2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:221
In de periode 2011 – 2015 zijn in het land diverse ram-/plofkraken gepleegd op geldautomaten van banken. Tot eind april 2015 zijn er 498 kraken geteld. Binnen de politieregio Noord-Holland waren dat er in diezelfde periode 29. Begin januari 2013 is binnen politie-eenheid Noord-Holland een speciaal team vrijgemaakt voor onderzoek naar deze ram-/plofkraken. Dat onderzoek, genaamd Alkes, heeft geresulteerd in twaalf zaaksdossiers, waaruit één of meer feiten zijn opgenomen op de dagvaardingen van zes verdachten.
De rechtbank dient te beoordelen of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich, al dan niet samen met een of meer ander(en), heeft schuldig gemaakt aan:
- feit 1: primair een poging ram-/plofkraak in Hoorn op 30 januari 2015 dan wel subsidiair voorbereidingshandelingen daartoe,
- feit 2: een poging ram- /plofkraak in Haarlem op 30 juni 2013,
- feit 3: een ram- /plofkraak in Spanbroek op 25 januari 2012,
- feit 4: een poging ram- / plofkraak in Hoorn op 3 april 2013.
Ter zitting van 4 januari 2016 heeft de officier van justitie een aanpassing gevorderd van de tenlastelegging ingevolge artikel 314a Sv. Deze mogelijkheid is in de wet gegeven voor een – eerdere – tenlastelegging, waarbij is volstaan met een omschrijving van de feiten, zoals deze in een bevel bewaring of gevangenhouding zijn opgenomen.
In dit geval heeft de rechter-commissaris bij de beoordeling van de vordering tot bewaring van verdachte het door de officier van justitie vermelde feit 1 primair (poging ramkraak Hoorn ) niet in het bevel bewaring overgenomen. Ook in het latere bevel gevangenhouding door de raadkamer is dat niet gebeurd. Voor de zitting van 7 mei 2015 heeft de officier van justitie echter ditzelfde feit, ook in de primaire vorm, wel in de dagvaarding van verdachte opgenomen. Hoewel de dagvaarding voor de zitting van 7 mei 2015 op deze wijze slechts in geringe mate afweek van het bevel bewaring en het bevel gevangenhouding, kon niet langer gesproken worden van een voorlopige dagvaarding, zoals bedoeld in artikel 314a Sv. (HR 10-6-1975, NJ 1975, 306). Dat betekent dat de op 4 januari 2016 gevorderde wijziging ex artikel 314a Sv niet meer mogelijk was. De door de officier van justitie gevorderde toevoeging van een geheel nieuw feit 5 (deelname aan een criminele organisatie) kan derhalve niet worden toegelaten.
Lees hier de volledige uitspraak.