De (hoogte van) strafoplegging in fraudezaken
/Het delict ‘fraude’ is een zogeheten containerbegrip: een verzamelnaam voor veel verschillende delicten. Fraude kent daarom geen eigen strafbaarstelling in het Wetboek van Strafrecht. Allerlei soorten gedragingen kunnen onder de noemer ‘fraudedelict’ vallen. Enkele voorbeelden zijn oplichting (326 Sr), faillissementsfraude (341 Sr), belastingfraude (69 AWR) en valsheid in geschrift (225 Sr).
Wat fraudedelicten met elkaar gemeen hebben, is dat zaken veelal anders worden voorgesteld dan ze in werkelijkheid zijn om een voordeel te behalen ten koste van personen, bedrijven of de overheid. Uiteraard ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om eerst maar eens te bewijzen dat aan alle ‘delictsbestanddelen’ van het aan de verdachte tenlastegelegde feit is voldaan. Voor de verdediging valt hier – in de meeste gevallen – effectief verweer tegen te voeren.
In de praktijk passeren verschillende fraudedelicten de revue. Veel (potentiële) verdachten vragen zich af welke straf zij bij een eventuele veroordeling kunnen verwachten.
Lees verder: