De meerwaarde van ‘feitelijk leidinggeven’

De aansprakelijkheidsgrond feitelijk leidinggeven (art. 51 lid 2 Sr) en de klassieke deelnemingregeling (art. 47 Sr) zien beiden op situaties waarin een natuurlijke persoon in fysieke zin geen uitvoeringshandelingen aan een strafbaar feit heeft verricht maar, onder omstandigheden, aansprakelijk kan worden gesteld voor een strafbaar feit dat de rechtspersoon heeft begaan. Dit leidde tot de onderzoeksvraag: ‘Heeft feitelijk leidinggeven meerwaarde ten opzichte van de klassieke deelnemingsfiguren medeplegen, doen plegen en uitlokking gelet op de huidige uitleg van de voornoemde klassieke deelnemingsfiguren?’ Dat is de vraag die Veronique Jorna stelt in haar masterscriptie De ongrijpbare(n) gegrepen. Beschouwing over de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de natuurlijke persoon achter de rechtspersoon.  Een interne rechtsvergelijking tussen feitelijk leidinggeven in de zin van art. 51 Sr en de deelnemingsregeling uit art. 47 Sr.

Uit de vergelijking tussen deelneming en feitelijk leidinggeven blijkt ondermeer dat feitelijk leidinggeven een lagere opzet-eis kent ten aanzien van het grondfeit dan de klassieke deelnemingvormen. Voorts is de wijze waarop ‘feitelijk leiding’ kan worden gegeven, minder specifiek uiteen gezet dan de wijze waarop er kan worden ‘deelgenomen’ aan strafbare feiten. Daarbij ziet feitelijk leidinggeven ook op de situatie van ‘niet ingrijpen, terwijl ingrijpen gevergd wordt’. Terwijl bij medeplegen de bijdrage aan het strafbare feit centraal staat. Hieruit kan worden geconcludeerd dat feitelijk leidinggeven en medeplegen complementerend zijn aan elkaar. Een analyse van wetgeving, rechtspraak en literatuur laat zien dat feitelijk leidinggeven in de huidige rechtspraktijk beschikt over een ruim strafrechtelijk bereik en toont aan dat feitelijk leidinggeven een zelfstandige positie heeft naast de klassieke deelnemingsvormen ondanks de diverse raakvlakken tussen deze vormen van aansprakelijkheid.

 

Print Friendly and PDF ^