De rechtbank acht bewezen dat verdachte ttz van de kantonrechter als getuige in de zaak tegen Dexia opzettelijk in strijd met de waarheid heeft verklaard
/Rechtbank Amsterdam 2 november 2012, LJN BY2947 (gepubliceerd op 13 november 2012) Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 5 augustus 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter terechtzitting van de kantonrechter mr. M.E.A. Nijssen als getuige in de zaak van verdachte tegen Dexia Bank Nederland N.V., nadat hij in handen van voornoemde kantonrechter op de bij de wet voorgeschreven wijze de eed/belofte had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, in elk geval in een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vorderde en / of daaraan rechtsgevolgen verbond, mondeling, persoonlijk, opzettelijk valselijk, geheel of ten dele in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:"Ik denk dat mijn vrouw mij op 19, 20 of 21 december 2004 heeft verteld van haar contract."
Standpunt Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit bewezen kan worden. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat verdachte bij brief van 20 juli 2005 aan Dexia Bank Nederland B.V. heeft geschreven dat hem 'onlangs is gebleken dat door zijn echtgenoot bovengenoemd contract is afgesloten'. Zijn echtgenote heeft bij de kantonrechter op 5 augustus 2009 stellig verklaard dat zij verdachte eind 2004 over het contract heeft verteld. Vervolgens is uit de stukken gebleken dat verdachte in 2002 telefonisch contact met Dexia heeft opgenomen inzake het contract van zijn echtgenote. Gelet op deze feiten en omstandigheden acht de officier van justitie het niet aannemelijk dat verdachte zich twee jaar vergist over het tijdstip waarop verdachte op de hoogte is geraakt van het contract van zijn echtgenoot met Dexia.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte opzettelijk in strijd met de waarheid bij de kantonrechter heeft verklaard. Gelet op alle gebeurtenissen heeft verdachte op dat moment gedacht dat hij de waarheid sprak. Ook kan niet gezegd worden dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard om in strijd met de waarheid tegenover de kantonrechter te verklaren.
Oordeel rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Dexia heeft aangifte gedaan ter zake van meineed tegen verdachte. De rechtbank stelt vast dat verdachte op 5 augustus 2009 ter zitting van de kantonrechter mr. M.E.A. Nijssen in de zaak tegen Dexia als getuige - desgevraagd - heeft verklaard dat hij dacht dat zijn vrouw hem op 19, 20 of 21 december 2004 heeft verteld van haar contract met Dexia. Tijdens zijn verhoor bij de politie op 2 maart 2011 heeft verdachte evenwel verklaard dat hij in 2002 een telefoongesprek heeft gevoerd met Dexia en toen van het contract afwist.Dit wordt bevestigd door het transcript van het door verdachte op 25 maart 2002 met Dexia gevoerde telefoongesprek, waarin verdachte namens zijn vrouw een jaaropgave over 2001 opvraagt.
Gelet op al deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 5 augustus 2009 ten overstaan van de kantonrechter, opzettelijk in strijd met de waarheid heeft verklaard.
Lees hier de volledige uitspraak.