Debat over aanpassingen in Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
/De Eerste Kamer heeft dinsdag 1 december 2015 gedebatteerd met staatssecretaris Dijksma (Infrastructuur en Milieu) over de Wet Verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Dit voorstel voegt een nieuw hoofdstuk toe aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en maakt het onder meer mogelijk dat bij algemene maatregel van bestuur kwaliteitscriteria worden geformuleerd voor vergunningverlening, het toezicht en handhaving. Op dinsdag 8 december 2015 wordt over het wetsvoorstel gestemd.
Onvoldoende democratische controle
Senator Van Hattem (PVV) gaf aan dat zijn fractie veel waarde hecht aan het zorgvuldig borgen van veiligheid in de samenleving. Dit wetsvoorstel biedt hiervoor volgens de senator echter geen geschikt kader, omdat de handhavingsprioriteiten onvoldoende democratisch kunnen worden gecontroleerd. Volgens Van Hattem kunnen bestuurders van de Omgevingsdiensten zich verschuilen achter collectieve regelingen waardoor zij slechts in beperkte mate op hun besluitvorming kunnen worden aangesproken door de Gemeenteraad of Provinciale Staten. Bovendien zijn de inverdieneffecten en efficiëntievoordelen volgens de senator gebaseerd op onjuiste aannames.
Gemeenten en provincies blijven verantwoordelijk en aanspreekbaar
Staatssecretaris Dijksma (Infrastructuur en Milieu) stelde dat dit wetsvoorstel juist bedoeld is om een oplossing te bieden voor structurele tekortkomingen in toezicht en handhaving. Onder de huidige regelingen is volgens Dijksma te vaak sprake van fragmentatie en vrijblijvendheid.
Gemeenten en provincies kunnen volgens de staatssecretaris weliswaar een mandaat verlenen aan een Omgevingsdienst, maar blijven verantwoordelijk en democratisch aanspreekbaar. Verschuilen achter collectieve regelingen is volgens Dijksma niet mogelijk; er zal altijd controle plaatsvinden in de Gemeenteraad of Provinciale Staten. Over de inverdieneffecten en efficiëntievoordelen merkte de staatssecretaris op dat er ingecalculeerde opstartkosten zijn die na ongeveer 6 jaar kunnen worden terugverdiend. Dit wordt geëvalueerd en gemonitord.