Debat Verruiming mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen
/De Eerste Kamer debatteerde dinsdag 15 juni met minister Dekker voor Rechtsbescherming over het wetsvoorstel Verruiming mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen. De Kamer stemt dinsdag 22 juni over het wetsvoorstel dat een aanpassing is van het Burgerlijk Wetboek.
Met dit voorstel wordt voor het Openbaar Ministerie (OM) de bewijslast verlicht om rechtspersonen die de samenleving ontwrichten, te verbieden en te ontbinden. Daarnaast zorgt dit voorstel dat leidinggevenden een bestuursverbod van drie jaar of meer kunnen krijgen wanneer een rechtspersoon verboden wordt. Dit voorkomt dat die mensen door kunnen gaan met hun activiteiten in een andere organisatie. Ook kan de rechter bevelen om activiteiten van een organisatie gedurende de gerechtelijke procedure te stoppen. Het niet nakomen van zo'n rechterlijk bevel wordt strafbaar. De strafmaat voor het voortzetten van activiteiten van een door de rechter verboden rechtspersoon wordt verdubbeld, naar maximaal twee jaar gevangenisstraf.
De meeste aan het debat deelnemende fracties waren positief over het wetsvoorstel, al waren er nog wel vragen aan de minister. Die gingen onder andere over de verhouding van het wetsvoorstel tot de grondwettelijke vrijheden van meningsuiting en vereniging, de uitsluiting van politieke partijen (ook rechtspersonen) in dit wetsvoorstel en de rol van burgemeesters wanneer een organisatie wordt verboden.
Impressie van het debat
GroenLinks-senator De Boer zei dat de regering doet voorkomen dat dit wetsvoorstel vooral de aanpak van ondermijnende rechtspersonen effectiever maakt en niet zozeer een materiele uitbreiding van mogelijkheden is. Ze vroeg de minister of die interpretatie klopte. Volgens haar wringt het wetsvoorstel mogelijk met de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging. Over de bewijslast vroeg De Boer hoe eventueel tegenbewijs kan worden geleverd. De rechter zal nog steeds moeten toetsen of de gedraging dusdanig ernstig is dat de rechtspersoon verboden wordt, aldus De Boer. Ze vroeg de minister of zij dit goed zag.
SP-senator Janssen zei dat zijn fractie positief tegenover het wetsvoorstel staat. Volgens de minister gaat het wetsvoorstel niet over politieke partijen. Is dat ook daadwerkelijk zo, vroeg Janssen. Volgens hem moet steeds gevraagd blijven worden of het middel ook wordt gebruikt waarvoor het bedoeld is. In de uitvoering is verregaande terughoudendheid nodig volgens de SP. Volgens Janssen heeft dat onder andere te maken met de capaciteit bij de opsporingsdiensten, het Openbaar Ministerie, de politie en de rechterlijke macht. Capaciteit en kwaliteit kunnen niet tegen elkaar uitgeruild worden, je hebt voldoende mensen en middelen nodig, aldus Janssen.
Volgens D66-senator Dittrich lag in dit debat de vraag voor hoe ver de Eerste Kamer als medewetgever kan gaan in het verbieden van rechtspersonen. Hij vroeg de minister hoe burgemeesters moeten optreden in het geval leden van verboden rechtspersonen zich blijven manifesteren. Dittrich wilde verder weten waarom het wetsvoorstel alleen gaat over formele rechtspersonen die ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel. Moet het niet ook gaan om het doel van de vereniging, vroeg hij de minister.
PvdA-senator Recourt wees op de balans tussen de weerbaarheid van de kwetsbare rechtsstaat aan de ene kant en het recht op vereniging aan de andere kant. Het kabinet vindt dat er een disbalans is ten nadele van de weerbaarheid, zei hij. Volgens Recourt lag vandaag de vraag voor of dat inderdaad ook zo is. De Grondwet moet voorkomen dat de meerderheid de minderheid knevelt. De partij die de bewijslast heeft, staat vaak op achterstand, zei hij. Recourt wilde weten hoe dit zogeheten bewijsvermoeden in de praktijk gaat verschillen van het gewone bewijs. Met andere woorden, hoe makkelijk wordt het voor het OM en hoe moeilijk voor de gedaagde partij?
PVV-senator Bezaan zei dat haar fractie groot voorstander is van een harde aanpak van radicale en terroristische organisaties en van bescherming van burgers en de openbare orde. Toch had zij nog wel zorgen omdat het wetsvoorstel ruimte laat voor interpretatie. Het probleem zit in de terminologie, aldus Bezaan. Het wetsvoorstel legt de bal bij de rechter om een nadere invulling te geven, of bij de regering via een algemene maatregel van bestuur. Artikel 8 van de Grondwet verbiedt echter het toekennen van algemene bestuursbevoegdheden waarvan de invulling aan de bestuursorganen wordt overgelaten. Volgens de PVV ontstaat de ongewenste situatie dat antidemocratische rechtspersonen langs ondemocratische weg worden verboden. Ze vroeg of de minister haar zorg deelde. Ook wilde ze weten wanneer in de ogen van de minister sprake is van radicaliseren.
Volgens senator Nanninga (Fractie-Nanninga) beoogt het wetsvoorstel scherper te definiëren wanneer een bepaalde rechtspersoon verboden moet worden. Dat is gunstig, volgens haar fractie. Nanninga vroeg de minister of hij net als haar fractie van mening is dat antidemocratische organisaties die geen geweld zeggen te gebruiken bij daden gericht tegen de democratische rechtsstaat alsnog een gevaar zijn voor de democratische rechtsorde en dat deze organisaties met dit voorstel kunnen worden aangepakt.
50PLUS-senator Baay-Timmerman zei dat haar fractie het eens is met de aanpassing van het Burgerlijk Wetboek om dezelfde reden als de minister: dat de wijziging voortkomt uit de ambitie om de Nederlandse rechtsstaat weerbaarder te maken. Baay had nog wel enkele vragen. Hoe bedreigen motorclubs en een pedofielenvereniging de weerbaarheid van de samenleving als zij geen geweld gebruiken en niet tot doel hebben de rechtsstaat te vernietigen, was een van die vragen. Ze noemde het goed dat een leidinggevende van een verboden rechtspersoon niet zomaar kan overstappen en een nieuwe rechtspersoon kan oprichten.
VVD-senator Meijer zei dat de Kamer scherp moet letten op de juridische kwaliteit van het wetsvoorstel. Ondermijning heeft volgens hem de laatste tijd terecht veel aandacht gekregen. Ook zei hij dat grondrechten zwaar wegen en alleen met zwaarwegende redenen kunnen worden ingeperkt. De VVD-fractie staat positief tegenover het wetsvoorstel. Meijer noemde het verlagen van de bewijslast voor het OM en het verhogen van de maximum strafmaat winstpunten. Hij pleitte ervoor dat de reeds bestaande integrale aanpak (strafrechtelijk en bestuursrechtelijk) onverminderd moet worden voortgezet.
SGP-senator Van Dijk zei dat zijn fractie het belangrijk vindt dat effectief kan worden opgetreden tegen organisaties die de rechtsstaat stelselmatig bedreigen. Volgens hem sluit het wetsvoorstel religieuze organisaties of kerken niet uit om in aanmerking te komen voor een verbod. Van Dijk vroeg de minister of hij kon aangeven of religieuze organisaties en kerken door dit wetsvoorstel toch moeten vrezen voor onaangename stappen van overheidswege.
Senator Otten (Fractie-Otten) zei dat het wetsvoorstel een noodzakelijke aanvulling is en een aanzienlijke verbetering tegen radicale antidemocratische groeperingen vormt. Hij vroeg de minister of de Nederlandse veiligheidsdiensten wel voldoende mogelijkheden hebben om te kunnen infiltreren in radicale bewegingen en verenigingen. Volgens Otten bestaat er voor politieke partijen nu een vacuüm. Ze zijn uitgesloten in het voorliggende wetsvoorstel omdat het kabinet wacht op een initiatiefvoorstel vanuit de Tweede Kamer hierover, volgens de minister. Otten wilde weten waarom politieke partijen buiten dit wetsvoorstel moeten vallen. Wat hem betreft, wordt het voorliggende wetsvoorstel hierop aangepast.
ChristenUnie-senator Talsma haalde oud-senator en hoogleraar staats- en bestuursrecht Koekkoek aan die zei dat grondrechten het recht normeren. Grondrechten zijn niet absoluut, maar functioneren binnen een rechtsbestel. De ChristenUnie staat positief tegenover het wetsvoorstel. De versnelling die met dit wetsvoorstel wordt aangebracht, ziet volgens Talsma echter met name op het traject na de rechterlijke beslissing tot verbodenverklaring, terwijl ook het traject dat daaraan voorafgaat best tijdrovend is. Talsma vroeg welke mogelijkheden de minister nog in die fase ziet, voor de eerste rechterlijke beslissing.
CDA-senator Rombouts had er moeite mee dat een bestuurlijk verbod er misschien niet komt, zeker gezien de motorclubs. Hij wees erop dat zijn fractie in eerdere debatten over deze onderwerpen gesproken heeft over een deltaplan tegen ondermijnende drugscriminaliteit. Ook hij wilde weten hoe de minister denkt over het eerdergenoemde initiatiefvoorstel. Verder wilde hij weten of de minister het met hem eens is dat het voorliggende wetsvoorstel een goede stap vooruit is, maar dat het nog wel te traag is.
Beantwoording minister Dekker
Minister Dekker voor Rechtsbescherming zei dat het wetsvoorstel een verbetering is omdat het begrip openbare orde geconcretiseerd wordt, de bewijslast voor het OM verlicht wordt en de verbodenverklaring effectiever gemaakt wordt.
Het criterium voor het verbieden van een rechtspersoon blijft dat de rechtspersoon in strijd met de openbare orde handelt, ook blijft het OM de instantie die kan vervolgen. Het wetsvoorstel verduidelijkt volgens Dekker de strafbaarheid van de voortzetting van een verboden organisatie en verhoogt de straf op die voortzetting.