Digitaal politiedossier met elektronische handtekening: gehanteerde werkwijze voldoet aan de eisen die de wet en het Besluit digitale stukken

Rechtbank Rotterdam 20 december 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:10537

Deze zaak is in zoverre bijzonder, dat het dossier volledig digitaal door de politie is aangeboden; het gaat om een zogeheten Digitaal Politie Dossier (hierna: DPD). Pas éénmaal eerder is de rechtbank geconfronteerd met een elektronisch dossier. Die zaak heeft geleid tot het vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam van 3 november 2017 (ECLI:NL:RBROT:2017:8531).

In de eerdere zaak hadden zowel de verbalisanten als de andere betrokkenen de processen-verbaal ondertekend middels een zogeheten tablet-handtekening. In de onderhavige zaak hebben de verbalisanten (vrijwel) alle processen-verbaal ondertekend door middel van een zogeheten elektronische handtekening.

De politierechter zal – naast de inhoudelijke beoordeling van de strafzaak – ambtshalve beoordelen in hoeverre het aldus aangeleverde dossier voldoende waarborgen biedt met betrekking tot de authenticiteit van de processen-verbaal.

Wettelijk kader

De wettelijke basis van het digitaal politiedossier en de elektronische handtekening wordt gevormd door het Wetboek van Strafvordering (Sv), zoals gewijzigd door de Wet digitale processtukken Strafvordering van 17 februari 2016, en het Besluit digitale stukken Strafvordering (hierna: het Besluit).

De wet bepaalt onder meer het navolgende:

  • onder een elektronische handtekening wordt verstaan een handtekening die bestaat uit elektronische gegevens die gehecht zijn aan of logisch verbonden zijn met andere elektronische gegevens en die worden gebruikt door de ondertekenaar om te ondertekenen (artikel 138e Sv);

  • onder ‘getekend of ondertekend’ (…) wordt mede verstaan een ondertekening (…) met een elektronische handtekening die voldoet aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen ten aanzien van in elk geval het betrouwbaarheidsniveau van authenticatie (artikel 138f Sv);

  • van een processtuk in elektronische vorm kan de integriteit worden nagegaan doordat iedere wijziging daarvan kan worden vastgesteld (art. 149a, derde lid, Sv).

De elektronische handtekening is nader geregeld in artikel 6, eerste lid, van het Besluit, dat luidt:

“De elektronische handtekening, bedoeld in artikel 138e van de wet, met behulp van een middel als bedoeld in artikel 5, voldoet aan de volgende eisen:

a. de ondertekenaar heeft zich geauthenticeerd met behulp van een middel dat voldoet aan de eisen, gesteld in artikel 5, en

b. de gegevens waaruit de elektronische handtekening bestaat zijn op zodanige wijze verbonden aan de elektronische gegevens waarop deze betrekking heeft, dat de identiteit van de ondertekenaar, het moment van ondertekening en elke wijziging na ondertekening van de gegevens kan worden vastgesteld.”

Uitwerking in de onderhavige zaak

Bij het dossier is een “Uitleg digitaal procesdossier” gevoegd, waarin uit de doeken wordt gedaan hoe de elektronische ondertekening in zijn werk gaat en welke waarborgen er met betrekking tot de authenticiteit zijn ingebouwd.

Kort gezegd komt de werkwijze er op neer, dat de verbalisant een proces-verbaal ondertekent met een zogeheten ‘generieke elektronische handtekening’. Aan de verbalisant is ‘op de persoon’ door de politie een mobiele telefoon verstrekt. Elke mobiele telefoon is voorzien van twee wachtwoorden, te weten een toestelwachtwoord en een wachtwoord om de beveiligde werkomgeving te gebruiken. Beide inloggegevens zijn alleen bekend bij de verbalisant zelf.

Met behulp van deze telefoon kan de verbalisant gebruik maken van de generieke tekenvoorziening (in het dossier aangeduid als ‘onderteken-app’) die op het DPD-systeem is aangesloten. DPD en de generieke tekenvoorziening waarborgen samen dat de ondertekening door de verbalisant uitsluitend door hem/haar kan zijn gemaakt en dat er niet onbewust, ‘per ongeluk’ kan worden ondertekend.

Burgers, zoals verdachten en getuigen, kunnen het proces-verbaal ondertekenen door op de diensttelefoon een tablet-handtekening te plaatsen.

Binnen het DPD-systeem zijn voorzieningen ingebouwd die moeten waarborgen dat de elektronische (en tablet-)handtekening onlosmakelijk verbonden is met het document (proces-verbaal) dat is ondertekend en dat na de ondertekening niets meer aan het document is veranderd.

De politierechter is van oordeel dat de beschreven werkwijze voldoet aan de eisen die de wet en het Besluit stellen en voldoende waarborgen biedt voor de authenticiteit van het elektronisch ondertekende proces-verbaal. De politierechter verwijst daarbij naar het vonnis van de meervoudige kamer van 3 november 2017.

De overwegingen die daarin zijn gewijd aan de ondertekening van digitale politie-pv’s met een tablet-handtekening, gelden mutatis mutandis ook voor de ondertekening met een elektronische handtekening.

De politierechter plaatst nog wel een tweetal kanttekeningen.

1. Uit het dossier van deze zaak blijkt dat één verbalisant niet geautoriseerd bleek te zijn om de ‘onderteken-app’ te gebruiken en daarom een papieren proces-verbaal heeft ondertekend. Dit roept bij de politierechter de vraag op, hoe voor de rechter en andere procesdeelnemers te controleren valt of een verbalisant wel geautoriseerd is om een proces-verbaal te ondertekenen.

De politierechter stelt vast dat de beschreven procedure in het algemeen voldoende waarborgen bevat om eventueel onbevoegd ondertekenen te voorkómen. Zo is de telefoon met behulp waarvan wordt ondertekend, ‘op de persoon’ uitgereikt en moet de verbalisant zowel op de telefoon als in het systeem inloggen. De verbalisant moet bovendien een ‘tekenverzoek’ doen wanneer hij of zij het proces-verbaal wil ondertekenen. Het systeem stuurt vervolgens een bericht naar de telefoon van de verbalisant, dat het document in de ‘onderteken-app’ kan worden ondertekend.

Voor de gevallen waarin de bevoegdheid van een verbalisant om te ondertekenen, wordt betwist, zou het goed zijn als de rechter – bijvoorbeeld door te klikken op een hyperlink in het document – meteen die bevoegdheid kan controleren aan de hand van een database.

De politierechter merkt daarbij overigens op, dat het vraagstuk van de bevoegdheid bij papieren dossiers zelden of nooit problemen geeft. In het algemeen wordt er van uit gegaan dat degene die op ambtseed of ambtsbelofte een ‘natte’ handtekening zet, daartoe bevoegd is en dat die handtekening ook daadwerkelijk door die verbalisant is gezet.

2. In het vonnis van 3 november 2017 heeft de meervoudige kamer de vraag opgeworpen of iemand die het digitale politiedossier kan aanpassen, dan niet ook de opgeslagen hashwaarde kan aanpassen. Op die manier zou de aanpassing van het politiedossier digitaal onopgemerkt kunnen blijven.

De politierechter heeft zich ter zitting op dit punt laten voorlichten door een aanwezige deskundige. Die gaf te kennen dat de hashwaarde ‘read only’ is en redelijkerwijze niet gewijzigd kan worden. Het opslaan van een gewijzigde versie van een document genereert een nieuwe hashwaarde, die er op duidt dat het document is gewijzigd (en dus niet meer authentiek is).

Gelet op deze uitleg gaat de politierechter er van uit dat het nagenoeg onmogelijk is om een document te ‘vervalsen’ door het na de ondertekening onmerkbaar te veranderen.

Ook hier dringt de vergelijking met het papieren dossier zich overigens op. Voor kwaadwillenden is het waarschijnlijk eenvoudiger om te rommelen met een ‘nat’ ondertekend papieren dossierstuk dan met een elektronisch opgemaakt en ondertekend stuk.

Gelet op het bovenstaande kunnen de processen-verbaal uit het dossier worden gebruikt voor het bewijs.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^