Directeur van een publieke omroep heeft zich laten omkopen. Hierdoor heeft hij meegewerkt aan subsidiefraude, fraude met facturen en hij heeft belastingfraude gepleegd.
/Rechtbank Rotterdam 23 april 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:2850 De verdachte heeft in een tijdsbestek van enkele jaren een groot aantal strafbare feiten gepleegd. Hij heeft zich als directeur van een publieke omroep laten omkopen, hij heeft meegewerkt aan subsidiefraude en fraude met facturen en hij heeft belastingfraude gepleegd. Na zijn ontslag bij omroep 1 heeft hij bovendien een overeenkomst vervalst om intellectuele eigendomsrechten van omroep 1 elders te kunnen verkopen.
Feit 1
De officier van justitie heeft betoogd dat de verdachte en medeverdachte 1 en medeverdachte 2 de in de tenlastelegging genoemde facturen van onderneming 4 aan onderneming 1, onderneming 2, respectievelijk onderneming 3 valselijk hebben opgemaakt, nu daarop – in strijd met de waarheid – staat vermeld dat de gefactureerde bedragen zien op werkzaamheden die de medeverdachte 1 (de directeur van onderneming 4) voor deze bedrijven zou hebben verricht.
De verdediging heeft vrijspraak van dit feit bepleit.
De aan onderneming 1 gerichte facturen
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de aan onderneming 1 gerichte facturen vals zijn. Weliswaar heeft medeverdachte 2 tegenover de FIOD verklaard dat medeverdachte 1 niet voor onderneming 1 heeft gewerkt, maar hieraan kan naar het oordeel van de rechtbank geen gewicht van betekenis worden toegekend. Blijkens de processen-verbaal van verhoor van de verdachte zijn vermoedens die de FIOD in dat stadium van het onderzoek had, aan haar gepresenteerd als vaststaande feiten. Ook zijn feiten voorgehouden die onjuist zijn en lijken haar bij de weergave van haar antwoorden dingen in de mond te zijn gelegd, hetgeen ernstige afbreuk doet aan de bruikbaarheid van die verklaringen. Het dossier en het verhandelde ter zitting biedt overigens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor dit onderdeel van het aan de verdachte tenlastegelegde feit. De belastende verklaring van medeverdachte 4 ten aanzien van de aan onderneming 1 gerichte facturen, is daarvoor onvoldoende. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van dit deel van de tenlastelegging.
De aan onderneming 2 gerichte facturen
De verdachte zal ook worden vrijgesproken van het valselijk opmaken van de aan onderneming 2 gerichte facturen. Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van medeverdachte 3, over door medeverdachte 1 verrichte werkzaamheden voor onderneming 2 en het maken van vaste afspraken over de betaling, onvoldoende weerlegging in het dossier, zodat niet buiten gerede twijfel kan worden vastgesteld dat de aan onderneming 2 gerichte facturen vals zijn.
De aan onderneming 3 gerichte facturen
De verdediging heeft ten aanzien van dit onderdeel eveneens vrijspraak bepleit, omdat de werkzaamheden van onderneming 2 na het faillissement zijn overgaan op onderneming 3 en onderneming 4 werd geïnstrueerd om met het oog daar op in het vervolg aan onderneming 3 te factureren. De facturen zijn dan ook niet vals, aldus de verdediging.
De rechtbank volgt de verdediging niet in dit standpunt en is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de aan onderneming 3 gerichte facturen vals zijn. Getuige 1, werkzaam bij onderneming 3, welk bedrijf verantwoordelijk was voor de productie van het programma Meeting Point, heeft tegenover de FIOD verklaard dat onderneming 3 onderneming 4 niet heeft ingehuurd. Die verklaring wordt bevestigd door getuige 6, destijds eveneens werkzaam bij onderneming 3. Deze verklaringen vinden op geen enkele wijze weerlegging in het dossier. Het standpunt van de verdediging dat het hier zou gaan om werkzaamheden die na het faillissement van onderneming 2 voor rekening van onderneming 3 zouden zijn uitgevoerd, is onvoldoende onderbouwd.
De betrokkenheid van de verdachte als medepleger bij dit feit blijkt uit zijn e-mail van 28 juli 2007 waarin hij medeverdachte 2 instrueert dat aan onderneming 3 gefactureerd moest worden.
Feit 2
De verdachte wordt verweten dat hij in de periode van 7 februari 2005 tot en met 7 juni 2006, samen met een ander of anderen, de bedrijfsadministratie van omroep 1 valselijk heeft opgemaakt of vervalst, door daarin vijf facturen op te (laten) nemen, afkomstig van onderneming 5 gericht aan omroep 1, waarop telkens bedragen waren gefactureerd voor verrichte leveringen of diensten, die in werkelijkheid niet hebben plaatsgevonden.
De rechtbank komt niet tot een bewezenverklaring van dit feit en zal de verdachte daarvan vrijspreken, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de gefactureerde leveringen/diensten niet zijn verricht. Het is hooguit opvallend te noemen dat het werkzaamheden betreft waarvoor is gecontracteerd met het bedrijf onderneming 1, terwijl die werkzaamheden ook door een medewerker van dat bedrijf zijn uitgevoerd. Dit is echter onvoldoende om te kunnen concluderen dat de vijf op naam van onderneming 5 gestelde en in de administratie van omroep 1 opgenomen facturen vals zijn, zoals verweten, nu onderneming 5 en onderneming 1 aan elkaar gelieerde bedrijven zijn.
Feit 3
Aan de verdachte is tenlastegelegd – kort gezegd – betrokkenheid bij valsheid in geschrifte bij drie aan Media gerichte subsidieaanvragen en de daarbij behorende intentieverklaringen1. De rechtbank acht dit feit bewezen voor zover het gaat om de producties ‘Is this the will of Allah’ en ‘Trails from the East’ en acht dit feit niet bewezen voor zover het gaat om de productie ‘On the edge of death and life’. Daartoe wordt het volgende overwogen.
‘Is this the will of Allah?’
In de aanvraag voor ‘Is this the will of Allah’ d.d. 27 april 2005 en de (door de verdachte ondertekende) intentieverklaring d.d. 21 april 2005 staat een bijdrage van omroep 1 van € 420.000, terwijl in werkelijkheid een bijdrage van € 1500 of lager werd voorzien. Dat die bijdrage € 150.000 of minder zou zijn, blijkt uit de tussen medeverdachte vennootschap en omroep 1 gesloten overeenkomsten d.d. 24 maart 2004 en 18 september 2006 met daarin bijdragen genoemd van € 150.000 respectievelijk € 100.000 en uit de e-mail d.d. 28 oktober 2004 van medeverdachte 5 aan de verdachte, waarin medeverdachte 5 aan de verdachte vraagt om een brief waarin een bijdrage van omroep 1 van € 360.0002wordt genoemd, terwijl hij gelijktijdig bevestigt dat de bijdrage van omroep 1 € 150.000 is en in overleg mogelijk zelfs minder wordt. De verklaring van de verdachte en van medeverdachte 5 dat het bedrag van € 420.000 destijds wel degelijk een feitelijke basis had, is strijdig met de inhoud van deze stukken en onvoldoende onderbouwd. De rechtbank hecht daarom geen geloof aan die verklaring.
De rol van de verdachte bij deze valsheid in geschrifte bestaat uit het ondertekenen van de intentieverklaring. Hij deed dit – gelet op de hiervoor al genoemde e-mail d.d. 28 oktober 2004 – in de wetenschap dat deze bedoeld was om een subsidieaanvraag bij de Europese Commissie te doen. Zijn betrokkenheid bij dit feit is dan ook essentieel en zijn handelen kwalificeert als medeplegen.
‘On the edge of death and life’
De verdachte zal worden vrijgesproken voor zover het betreft productie ‘The edge of death and life’. De verdachte ontkent de op zijn naam opgestelde intentieverklaring te hebben getekend en door de FIOD wordt dit in zoverre onderschreven dat zij twijfel hebben aan de echtheid van de handtekening die op die intentieverklaring staat (zie AH-72).
‘Trails from the East’
In de aanvraag voor ‘Trails from the East’ d.d. 10 juni 2004 en de (door de verdachte ondertekende) intentieverklaring d.d. 14 juli 2004 – maar later ook in het Final financial report – staat een bedrag van € 375.000 als bijdrage van omroep 1. In de overeenkomst d.d. 23 maart 2004 tussen omroep 1 en medeverdachte vennootschap staat evenwel een bijdrage van € 200.000 en dat bedrag wordt bevestigd in een ongedateerde brief van medeverdachte 5 aan getuige 2. Kortom, zowel bij de aanvraag aan als bij de afrekening met Media wordt een te hoge bijdrage van omroep 1 voorgehouden. Dat kan geen gevolg zijn van verschillende gehanteerde begrotingsmethoden, omdat omroep 1 niet meer heeft bijgedragen dan zij heeft bijgedragen (volgens de projectlijst gevonden bij omroep 1 waren de werkelijke kosten € 194.553,42).
Dat medeverdachte 5 aan Media bewust een onjuist beeld schetste over de hoogte van omroep 1 bijdrage en dat de verdachte zich daarvan bewust was, blijkt uit de e-mail d.d. 13 juli 2004 van medeverdachte 5 aan verdachte, waarin hij aan verdachte vraagt om een nieuwe intentieverklaring voor € 485.000 om subsidie aan te vragen, terwijl hij gelijktijdig bevestigt dat het contract van kracht blijft; de gevraagde intentieverklaring is – zo drukt medeverdachte 5 het in die e-mail uit – van generlei waarde en slechts visaas.
Ook bij deze valsheid in geschrifte bestaat de rol van de verdachte uit het ondertekenen van de valse intentieverklaring. Ook hier geldt dat dit een essentieel onderdeel vormt van het gepleegde strafbare feit en dat hij als medepleger is aan te merken.
Effect van de aanvragen en intentieverklaringen
Met de aanvragen en de bijgevoegde intentieverklaringen is naar Media / de Commissie toe een onjuist beeld geschetst. De documenten zijn dan ook valselijk opgemaakt en gebruikt.
Het verweer dat intentieverklaringen in de subsidiepraktijk van de mediawereld geen werkelijke betekenis hebben, wordt verworpen. De rechtbank acht op zich aannemelijk dat de bindende kracht van een dergelijke verklaring gering is, in de betekenis dat omroepen in de praktijk hierop terug (kunnen) komen en dat ook Media weet dat toegezegde bijdragen kunnen veranderen of zelfs worden ingetrokken, zonder dat hierdoor in de praktijk de subsidie in gevaar komt. Dat is echter geen vrijbrief om aan de subsidiegever een op voorhand al fictieve deelname voor te spiegelen.
Feit 4
De verdachte wordt verweten dat hij in de periode van augustus 2007 tot en met maart 2009 opzettelijk een vals Contract Agreement tussen omroep 1 en onderneming 5, betreffende de uitzendrechten voor de programma’s “the 99 beautiful names of Allah” en “the Koran recitals”, voorhanden heeft gehad, waarin in strijd met de waarheid de uitzendrechten van omroep 1 betreffende deze programma’s onder meer zijn beperkt tot de Benelux, terwijl in werkelijkheid deze rechten volledig bij omroep 1 lagen.
De verdachte ontkent niet dat hij het bedoelde Contract Agreement in zijn bezit heeft gehad, maar volgens hem betrof het een oud contract, opgesteld vóór het later door omroep 1 met onderneming 1 afgesloten contract. Hij heeft dit oude contract weliswaar ondertekend, maar nooit gebruikt omdat hij er geen goed gevoel bij had. Vervolgens is op 1 januari 2005 het contract gesloten tussen omroep 1 en onderneming 1, op basis waarvan de uitzendrechten van de programma’s “the 99 beautiful names of Allah” en “the Koran recitals” volledig bij omroep 1 liggen. Het is juist dat er vanuit Indonesië interesse is getoond voor beide programma’s maar volgens de verdachte heeft hij toen gezegd dat daarvan nieuwe opnamen gemaakt moesten worden, omdat de rechten bij omroep 1 lagen.
De rechtbank volgt de verdachte niet in zijn verklaring en verwijst daarbij naar e-mailcorrespondentie tussen hem en betrokkene 1, gevoerd begin augustus 2007. Hieruit blijkt dat de verdachte na zijn ontslag bij omroep 1 op 4 juli 2007 naar mogelijkheden zoekt om zaken te doen. Hij biedt aan betrokkene 1 filmmateriaal aan en merkt op dat het voor hem niet moeilijk is om aan materiaal te komen. Hij bezit alle originele moederbanden en krijgt alle materiaal dat nodig is, maar dat moet geheim blijven. Gevraagd naar de rechten van omroep 1 programma’s laat de verdachte aan betrokkene 1 weten dat hij hem een verklaring zal doen toekomen over de rechten van “de schone namen” en de “koran recitals”. Vervolgens stuurt de verdachte op 5 augustus 2007 een e-mailbericht aan medeverdachte 4 met het verzoek om het als bijlage meegezonden concept Agreement, met daarin opgenomen een beperking van de uitzendrechten van omroep 1 tot de Benelux ten aanzien van “the 99 beautiful names of Allah” en “the Koran recitals”, uit te werken op briefpapier van onderneming 5 en aan hem te retourneren.
Op grond hiervan concludeert de rechtbank dat de verdachte, die wist dat de uitzendrechten van beide programma’s volledig bij omroep 1 lagen, wel degelijk de bedoeling heeft gehad om het bij hem aangetroffen Contract Agreement, met daarin de beperking van de uitzendrechten van omroep 1, te gebruiken. Zij acht het feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 5
De verdachte wordt verweten dat hij in de periode van maart 2004 tot en met december 2008 als directeur van omroep 1 van verschillende personen giften heeft ontvangen en deze in strijd met de goede trouw niet heeft gemeld aan omroep 1.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van een kortere pleegperiode dan de periode die is tenlastegelegd, aangezien de verdachte op 4 juli 2007 op staande voet is ontslagen en sedertdien geen werkzaamheden meer heeft verricht voor omroep 1. Daarnaast kan op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte, als directeur van omroep 1, giften - te weten een vordering van betrokkene 2 op getuige 3 (cessie) ten bedrage van ongeveer € 20.000 en een bedrag van 170.000 dirham heeft aangenomen. De hieromtrent door de verdachte gegeven uitleg omtrent de herkomst, betekenis en bestemming van deze geldbedragen, vindt onvoldoende weerlegging in het dossier, zodat de verdachte voor deze onderdelen zal worden vrijgesproken.
Dit geldt ook voor de contante betalingen die door getuige 4 aan de verdachte zouden zijn gedaan. getuige 4 heeft naar aanleiding van door de FIOD aan hem getoonde aantekeningen van de verdachte verklaard dat hij zich door de verdachte heeft laten chanteren en aan hem sedert 2005 zo’n € 50.000 heeft betaald, meestal € 2.750 per uitzending. De verdachte ontkent dat hij geldbedragen van getuige 4 heeft aangenomen en heeft verklaard dat bedoelde aantekeningen in D-100 zien op extra kosten ( € 75 per minuut) die omroep 1 heeft moeten maken voor de productie van getuige 4 omdat hij zijn werk niet goed deed. Aan het eind zouden deze kosten met hem verrekend worden, zoals contractueel was vastgelegd. Deze verklaring van de verdachte vindt in zekere mate steun in de verklaring van getuige 5, die bevestigt dat getuige 4 slecht werk leverde en hij twee afleveringen van zijn productie Drive niet heeft geleverd. Nu bovendien de aantekeningen van de verdachte in D-100 voor meerdere uitleg en interpretatie vatbaar zijn, en overigens de verklaring van getuige 4 onvoldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, zal ook voor dit onderdeel vrijspraak volgen.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte giften heeft aangenomen in de vorm van betalingen, voor rekening van medeverdachte 5, met een door medeverdachte 5 aan hem ter beschikking gestelde American Express creditcard en hij dit niet aan zijn werkgever heeft gemeld. Zij baseert dit oordeel mede op de bekennende verklaring die de verdachte hieromtrent heeft afgelegd bij de FIOD. Weliswaar heeft de verdachte bij de rechter-commissaris en ook ter zitting verklaard dat hij niet meer achter zijn bij de FIOD afgelegde verklaringen staat, omdat de omstandigheden waaronder hij werd gehoord voor hem zeer belastend waren. Echter, noch uit de door de verdachte geschetste omstandigheden, noch uit de processen-verbaal van verhoor vloeit voort dat sprake is geweest van een zodanige op de verdachte uitgeoefende druk dat aan zijn verklaringen bij de FIOD geen waarde kan worden gehecht. Ook het verwijt voor zover dat ziet op de door medeverdachte 5 aan de verdachte gegeven televisie met DVD-recorder en toebehoren ter waarde van ruim € 13.000 acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen. Door de verdediging is aangevoerd dat omroep 1 op de hoogte was van het feit dat de verdachte gebruik maakte van die apparatuur. Dit doet echter niet af aan het feit dat omroep 1 er niet van op de hoogte was dat na verloop van een jaar of twee medeverdachte 5 de bruikleen achterhaald vond, de apparatuur niet meer terugverlangde en de verdachte deze ook niet heeft geretourneerd. Onder die omstandigheden dient de apparatuur, daargelaten de aanvankelijke intentie van bruikleen, alsnog te worden aangemerkt als een gift waarvan de verdachte melding had dienen te maken aan zijn werkgever.
Feit 6
De verdediging heeft vrijspraak van dit feit bepleit, nu de verdachte niet opzettelijk onjuiste aangiftes inkomstenbelasting over de jaren 2004 tot en met 2008 heeft gedaan. De rechtbank verwerpt dit verweer.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte vanaf 20 juni 2004 een creditcard tot zijn beschikking had voor rekening van medeverdachte 5. De verdachte heeft op 5 november 2009 tegenover de FIOD verklaard dat hij zakelijke kosten die hij met die creditcard had betaald, ook bij omroep 1 heeft gedeclareerd. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij eveneens privé-uitgaven met de creditcard van medeverdachte 5 heeft betaald. Zowel de hiervoor genoemde door omroep 1 betaalde bedragen als de privé-uitgaven die de verdachte met de creditcard heeft gedaan, zijn te beschouwen als inkomsten in de zin van de Wet op de Inkomstenbelasting 2001.
Dat alle met de creditcard van medeverdachte 5 door Williams gedane uitgaven zagen op (on)kosten die door de verdachte zijn gemaakt voor de programma’s van medeverdachte 5 en dus niet dienen te worden aangemerkt als inkomsten, zoals de verdediging ter zitting heeft bepleit, wordt weerlegd door de verklaring van de verdachte tegenover de FIOD. Daaruit blijkt dat hij ook privé-uitgaven met die creditcard heeft betaald. Overigens is niet gebleken dat de verdachte de bedragen ter zake van die privé-uitgaven aan medeverdachte 5 heeft vergoed.
Deze inkomsten uit of in verband met de dienstbetrekking hadden in de desbetreffende aangifte(s) inkomstenbelasting van de verdachte moeten worden opgenomen, hetgeen niet is gebeurd. Gelet op de verklaring van de verdachte tegenover de FIOD, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte wist dat hij meer inkomsten genoot dan hij had opgegeven in zijn aangifte(s) en dat hij dat meerdere bewust buiten zijn aangifte(s) heeft gelaten. Hij heeft derhalve opzettelijk onjuist(e) aangifte(s) gedaan.
Bewezenverklaring
1. primair: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
3. medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
4. opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst;
5. anders dan als ambtenaar, werkzaam zijnde in dienstbetrekking, naar aanleiding van hetgeen hij in zijn dienstbetrekking heeft gedaan, aannemen van een gift en dit aannemen in strijd met de goede trouw verzwijgen tegenover zijn werkgever, meermalen gepleegd;
6. opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt gegeven, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uur.
Lees hier de volledige uitspraak.