Door met vals geld een verkoop met een (doorgaans minder kundige) particulier te doen is sprake van listige kunstgrepen

Rechtbank Rotterdam 23 augustus 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:7005

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat (ook) de verdachte de valse hoedanigheid van bonafide koper heeft aangenomen en dat, door met vals geld een verkoop met een (doorgaans minder kundige) particulier te doen, eveneens sprake was van listige kunstgrepen. 

Door deze - door de verdachte en de medeverdachte tevoren bedachte - bedrieglijke werkwijze is de aangeefster bewogen tot afgifte van haar mobiele telefoon, waardoor dit als (medeplegen van) oplichting in de zin van artikel 326 Sr kan worden aangemerkt. 
 

Standpunt verdediging

Primair is aangevoerd dat aangeefster naam slachtoffer 1 ten overstaan van de rechter-commissaris heeft verklaard: “Volgens mijn herinnering hebben ze de telefoon uit mijn handen gepakt”, zodat geen sprake is van ‘afgifte’ in de zin van oplichting, maar van diefstal met geweld. Aangezien laatstgenoemd misdrijf niet ten laste is gelegd, dient vrijspraak te volgen.

Subsidiair is betoogd dat vrijspraak dient te volgen, omdat de medeverdachte degene was die zich tegenover aangeefster naam slachtoffer 1 heeft voorgedaan als bonafide koper en hij ook degene was die aangeefster met vals geld heeft betaald en de verdachte op het moment van de koop niet wist dat het geld vals was, want dat hoorde hij pas achteraf in de auto van medeverdachte. Daarnaast heeft de verdachte door zijn enkele aanwezigheid bij de koop geen significante bijdrage aan de oplichting geleverd, zodat geen sprake is van medeplegen.


Juridisch kader

Voor een veroordeling wegens oplichting is onder meer vereist dat sprake is van het bezigen van één of meer van de in artikel 326, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) specifiek aangeduide oplichtingsmiddelen: het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, het gebruik van listige kunstgrepen of het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels.

Bij de oplichtingsmiddelen die bestaan uit het aannemen van een valse naam of een valse hoedanigheid, gaat het er in de kern om dat het handelen van de verdachte ertoe kan leiden dat bij de ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen met betrekking tot de ‘persoon’ van de verdachte, hetzij wat betreft diens naam, hetzij wat betreft diens hoedanigheid, waarbij die onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen teneinde daarvan misbruik te maken.

Bij listige kunstgrepen gaat het in de kern om meer dan een enkele misleidende feitelijke handeling die een onjuiste voorstelling van zaken in het leven kan roepen.

Voorts is voor oplichting blijkens artikel 326, eerste lid, Sr vereist dat iemand door zo’n oplichtingsmiddel wordt “bewogen” tot de in die bepaling bedoelde handelingen. Van het in het bestanddeel “beweegt” tot uitdrukking gebrachte causaal verband is sprake als voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer mede onder invloed van de door het desbetreffende oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is overgegaan tot (in casu) afgifte van enig goed. Het gaat bij strafbaarstelling van oplichting om gevallen waarin de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wil roepen teneinde daarvan misbruik te kunnen maken.
 

Beoordeling rechtbank 

De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte, samen met een ander, aangeefster naam slachtoffer 1 door aanwending van één of meer oplichtingsmiddelen heeft bewogen tot afgifte van een mobiele telefoon.

Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt het navolgende.

Aangeefster naam slachtoffer 1 heeft op 11 april 2016 een mobiele telefoon, van het merk/type Samsung Galaxy S7 Edge, op Marktplaats te koop aangeboden voor 700 euro. Diezelfde dag meldde zich telefonisch een koper voor de mobiele telefoon. De koper belde met het telefoonnummer 1 en wilde een afspraak maken om de telefoon te kopen. Uit de historische gegevens van dit telefoonnummer blijkt dat dit is gebruikt in een Nokia telefoontoestel met het imei-nummer: imei-nummer. In de periode januari tot en met april 2016 zijn meerdere simkaarten in dit toestel gebruikt, onder andere een simkaart met gekoppeld telefoonnummer 2. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat dit zijn telefoonnummer is dat hij in zijn Nokia gebruikt.

Op 12 april 2016 is de verdachte samen met de medeverdachte naar de woning van aangeefster naam slachtoffer 1 te Dordrecht gegaan om de Samsung telefoon te kopen. Voerde het woord en nadat medeverdachte met vals geld (13 biljetten van €50) had betaald, zijn zij er snel met de Samsung telefoon van aangeefster vandoor gegaan.

De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de verdachte inhoudende dat hij op het moment van de koop niet wist dat medeverdachte met vals geld betaalde, vanwege het volgende.

Onder de verdachte is een mobiele telefoon van het merk Apple in beslaggenomen en uitgelezen. In deze telefoon is een groot aantal chatberichten tussen de gebruiker van de telefoon en de medeverdachte opgeslagen waaruit kan worden opgemaakt dat zij regelmatig samenwerken op het gebied van de (ver)koop van telecomapparatuur, o.a. telefoons en laptops. Ook zijn in deze telefoon twee chatsessies opgeslagen van 10 februari 2016 en 22 februari 2016 waarin zij chatten over het regelen van vals geld.

De verdachte ontkent dat hij voormelde chatsessies heeft gevoerd. Waar de verdachte bij de politie nog verklaarde zijn telefoon niet uit te lenen, verklaarde hij ter terechtzitting voor het eerst dat hij zijn Apple telefoon regelmatig aan anderen uitleende. Echter, die verklaring heeft hij geen verdere inhoud willen geven. Zo heeft de verdachte onder meer geen namen willen noemen van de personen aan wie hij zijn telefoon zou hebben uitgeleend, zodat zijn verklaring niet kan worden geverifieerd. Bovendien heeft de verdachte niet kunnen verklaren hoe er gedurende verschillende dagen doorlopende chatcontacten konden plaatsvinden op zijn Apple telefoon door iemand anders dan hemzelf. Nu de verdachte geen deugdelijke alternatieve verklaring heeft gegeven voor voormelde chatsessies, is de rechtbank van oordeel dat het de verdachte is geweest die in februari 2016 met medeverdachte over het regelen van vals geld heeft gechat.

Die vaststelling in samenhang bezien met de omstandigheid dat de verdachte samen met medeverdachte op 12 april 2016 bij aangeefster thuis is geweest om de Samsung telefoon te kopen, brengt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is geweest van een gezamenlijk plan en dat de verdachte van te voren wist dat bij een (aan)koop met vals geld zou worden betaald. Ten slotte had de verdachte, als hij daadwerkelijk van te voren niet wist dat medeverdachte met vals geld zou betalen, zich niet zo snel uit de voeten gemaakt op het moment dat aangeefster argwaan kreeg.

De rechtbank gaat voorbij aan het verweer dat oplichting niet kan worden bewezen, omdat geen sprake is geweest van ‘afgifte’, maar van afpakken van de telefoon. Daartoe is redengevend dat uit het dossier naar voren komt dat sprake was van een vrijwillige verkoop van een mobiele telefoon, waarbij die telefoon door aangeefster eerst uit handen is gegeven ter controle door de verdachte en de medeverdachte. Of die telefoon daarna op enig moment uit de handen van aangeefster is getrokken of door haar is afgegeven, blijft onduidelijk aangezien aangeefster ten overstaan van de rechter-commissaris (ook) heeft verklaard dat haar herinnering op dat punt een beetje vaag is geworden. De verdachte zelf heeft overigens uitdrukkelijk ontkend dat de telefoon van aangeefster is afgepakt.

Op grond van het vorenstaande - in onderling verband en samenhang bezien - komt de rechtbank tot het oordeel dat is komen vast te staan dat (ook) de verdachte de valse hoedanigheid van bonafide koper heeft aangenomen en dat, door met vals geld een verkoop met een (doorgaans minder kundige) particulier te doen, eveneens sprake was van listige kunstgrepen. Door deze - door de verdachte en de medeverdachte tevoren bedachte - bedrieglijke werkwijze is de aangeefster bewogen tot afgifte van haar mobiele telefoon, waardoor dit als (medeplegen van) oplichting in de zin van artikel 326 Sr kan worden aangemerkt.
 

Conclusie

Wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 primair ten laste is gelegd. De door de verdediging gevoerde verweren worden verworpen.
 

Bewezenverklaring

  • Feit 1: medeplegen van oplichting

  • Feit 2 primair: medeplegen van opzettelijk als echte en onvervalste bankbiljetten uitgeven waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was

Strafoplegging

  • een gevangenisstraf voor de duur van 47 dagen

  • een taakstraf voor de duur van 80 uren

 

Lees hier de volledige uitspraak. 

 

 

Print Friendly and PDF ^