Door middel van dividendstructuur is de afnemer ervan – verdachte – in de gelegenheid gesteld de Belastingdienst rad voor ogen te draaien. Geen sprake van voortgezette handeling.

Rechtbank Gelderland 29 maart 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:1438

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift en het meermalen plegen van het opzettelijk gebruikmaken van het vals geschrift.

Bij deze feiten speelde de dividendstructuur van naam 12 een grote rol. Door middel van die structuur wordt de afnemer ervan – Verdachte – in de gelegenheid gesteld de belastingdienst een rad voor ogen te draaien. In het Verenigd Koninkrijk werden twee Limiteds (een werkmaatschappij en een holding) aangeschaft en naam 12 schoof daar zijn holdings in Cyprus en de Verenigde Arabische Emiraten en een Foundation in Belize boven, waarna er belastingvrij geld kon worden geschonken aan uiteindelijk begunstigde van de aandelen van de opgerichte vennootschappen. Die aandelen waren op papier op naam van naam 12 (naam 4), maar in werkelijkheid was de economische eigenaar de afnemer van de structuur, oftewel verdachte. Door niet alle papieren aan de buitenwereld, waaronder de belastingdienst te laten zien, kon Verdachte de werkelijkheid verhullen. Om die werkelijkheid te blijven verhullen heeft Verdachte samen met naam 12 een vals geschrift opgesteld. In die brief stond, in strijd met de waarheid, dat Verdachte geen enkel belang bij de aandelen van naam 1 had. Door deze brief in de procedure bij het Scheidsgerecht in te brengen, heeft hij het naam 18 en het Scheidsgerecht onjuiste gegevens voorgeschoteld. Dit handelen van de Verdachte vindt de rechtbank zeer kwalijk.
 

Bewezenverklaring

  • Het opmaken en gebruik maken van valsheid in geschrift.
     

Strafoplegging

Verdachte wordt veroordeeld tot één jaar gevangenisstraf, waarvan een half jaar voorwaardelijk.

De rechtbank houdt er bij de straftoemeting in het nadeel van Verdachte rekening mee dat hij tot en met op de terechtzitting geen volledige openheid van zaken heeft gegeven en dat zijn handelen een grote invloed heeft gehad op de procedure bij het Scheidsgerecht, waarbij het ging om tonnen aan wachtgeldvergoeding, betaald uit middelen bestemd voor de gezondheidszorg. Verdachte had recht op wachtgeld van het ziekenhuis, maar alleen als hij zich inspande om inkomsten uit arbeid te verdienen. Hij was verplicht om het ziekenhuis over zijn inkomsten te informeren en desgevraagd inlichtingen en bewijsstukken daarover te verschaffen. Verdachte vond werk als interim manager en verdiende daarmee meerdere tonnen. Echter, hij deed voorkomen dat die tonnen hem niet toekwamen. Hij stelde namelijk in dienst te zijn van een vennootschap. Niet hij, maar naam 4 (naam 12) zou de uiteindelijk begunstigde van de aandelen zijn was en hijzelf zou enkel voor een gebruikelijk loon werken. Een salaris dat slechts een klein deel was in vergelijking met zijn inkomsten als interim manager. Een vreemde constructie, want het is niet aannemelijk dat iemand zich uit de naad werkt en de verdiensten daarvoor geheel aan een ander zou laten toekomen. Zo dacht ook het ziekenhuis. Desgevraagd hoe dit zat en na veelvuldig aandringen, kwam Verdachte met het valse geschrift naar voren. Zoals volgt uit de stukken van het Scheidsgerecht heeft dit valse geschrift (een zekere) invloed op die procedure gehad en diende de opgeschorte wachtgeldregeling hervat te worden. Zelfs op de terechtzitting, waar alle door Verdachte als uiteindelijk begunstigde ondertekende stukken hem werden voorgehouden, bleef hij volhouden dat hij niet de uiteindelijk begunstigde was. Deze opstelling van Verdachte vindt de rechtbank eveneens zeer kwalijk.

De rechtbank is, anders dan de verdediging heeft betoogd, van oordeel dat ten aanzien van het opstellen van het valse geschrift (feit 2) en het gebruikmaken ervan geen sprake is van een voortgezette handeling. Voor de voortgezette handeling komt het erop aan of de verschillende bewezenverklaarde, elkaar in tijd opvolgende gedragingen (ook met betrekking tot het “wilsbesluit”) zo nauw met elkaar samenhangen dat de Verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt. In dit geval is niet gebleken van één wilsbesluit. Feit 2 ziet immers op het opstellen van een vals geschrift gericht aan het naam 14 en feit 3 ziet op het gebruikmaken van dat vals geschrift in een procedure bij het Scheidsgerecht. Voorts is door Verdachte ook niet gesteld dat sprake was van één wilsbesluit.
 

Beoordeling civiele vordering(en) & gevorderde oplegging schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij naam 18 heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van €695.475 aan materiële schade. Daarnaast wordt vergoeding van de proceskosten van €7.740 gevorderd.

Ter terechtzitting is de vordering aangepast. De schade die is ontstaan vanaf het inbrengen van de naam 14 -brief bij de kortgedingprocedure van het Scheidsgerecht, dus te berekenen vanaf de maand oktober 2011, dient te worden vergoed. Dat betekent dat de vordering voor wat betreft de jaren 2009 en 2010 en de maanden januari tot en met september van 2011 is komen te vervallen. De hoogte van de vordering is voor wat betreft de kosten van het wachtgeld aangepast naar €347.917,75. Daarbij dienen de proceskosten van €13.996 bij het Scheidsgerecht (kortgedingprocedure en bodemzaak) nog opgeteld te worden, zodat de totale vordering nog €361.913,75 bedraagt.
 

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Het valt niet goed in te schatten wat de daadwerkelijke beslissing van het Scheidsgerecht zou zijn geweest als alle (juiste) stukken op tafel hadden gelegen en de partijen op basis daarvan hadden geprocedeerd. Hij is van mening dat het voltooien van de lopende herzieningsprocedure onvermijdelijk is daarvoor. Ook vindt hij dat het vaststellen van de werkelijke schade niet goed uit het strafdossier kan worden vastgesteld.
 

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft gesteld dat, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het gebruik maken van een valsheid in geschrift, het naam 18 geen schade heeft geleden. Naam 12 heeft immers geen andere inkomsten genoten die op de hoogte van het wachtgeld in mindering gebracht hadden moeten worden. Indien de rechtbank van oordeel is dat het naam 18 schade heeft geleden, is niet komen vast te staan wat de hoogte daarvan is. Beoordeeld moet worden welke invloed eventuele inkomsten zouden hebben gehad op de hoogte van het wachtgeld. Er was immers sprake van een salderingsregeling. Verder is de vordering onduidelijk ten aanzien vanaf welk moment de schade zou zijn ontstaan. Subsidiair is daarom gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard, omdat de behandeling ervan een onevenredige belasting voor het strafproces oplevert.
 

Beoordeling door de rechtbank

Nog daargelaten de vraag of het Scheidsgerecht tot een ander oordeel zou zijn gekomen indien de inhoudelijk onjuiste naam 14 -brief niet zou zijn voorgelegd, die onderwerp is van de nog lopende herzieningsprocedure, is de rechtbank met de verdediging en de officier van justitie van oordeel dat de hoogte van de gestelde schade onvoldoende is komen vast te staan. De benadeelde partij heeft weliswaar een overzicht met de bruto lasten voor het naam 18 over gelegd, maar een onderbouwing van die cijfers ontbreekt. Ter terechtzitting van geboortedag 2018 heeft de raadsvrouw van de benadeelde partij desgevraagd verklaard dat de salarisadministratie van het naam 18 dit overzicht heeft opgesteld. Maar nu de cijfers door de verdediging zijn betwist, kan met die opmerking niet worden volstaan. Het nader onderzoeken van de hoogte van de schade past niet binnen het bestek van de onderhavige procedure.

De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan haar vordering dan nog wel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

 

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^