Europees Openbaar Ministerie opgericht
/Na vier jaar onderhandelen hebben twintig lidstaten samen een Europees Openbaar Ministerie opgericht. Dat krijgt bevoegdheden om in de aangesloten lidstaten fraude met EU-gelden en BTW fraude aan te pakken. Nederland zit niet bij deze kopgroep.
Op 12 oktober jl. stelde de Raad (Justitie en Binnenlandse Zaken) de EOM-verordening vast in een zgn. nauwere samenwerkingsprocedure. Daarmee komt een eind aan vier jaar onderhandelingen.
Nadat het tijdens de Raad Algemene Zaken van 7 februari jl. en vervolgens de Europese Raad van 9 maart jl. niet mogelijk bleek om de op basis van artikel 86, lid 1 EU-Werkingsverdrag vereiste unanimiteit te bereiken, werd begin april de stap gezet naar nauwere samenwerking tussen een beperkt aantal lidstaten.
Uiteindelijk doen 20 lidstaten mee aan het EOM: België, Bulgarije, Kroatië, Cyprus, de Tsjechische Republiek, Duitsland, Estland, Griekenland, Spanje, Finland, Frankrijk, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Oostenrijk, Portugal, Roemenië, Slovenië en Slowakije.
Het EOM moet ervoor zorgen dat grensoverschrijdende btw-fraude boven 10 miljoen euro en misbruik van EU-geld minder vaak onbestraft blijven. Nu zijn de lidstaten verantwoordelijk voor vervolging, maar veel zaken blijven daar op de plank liggen of worden geseponeerd. Mogelijk krijgt het EOM in de toekomst meer bevoegdheden, bijvoorbeeld om terrorismezaken te behandelen.
Het EOM fungeert als een collegiale structuur, bestaande uit 2 niveaus. Het centrale niveau bestaat uit een Europees hoofdaanklager, die de algemene verantwoordelijkheid heeft voor het ministerie. Het decentrale niveau wordt gevormd door de gedelegeerd Europees aanklagers, die werkzaam zijn in de lidstaten en verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse verloop van strafrechtelijke onderzoeken en vervolgingen, in overeenstemming met de wet- en regelgeving van die lidstaat.
Het centrale niveau zorgt voor het monitoren van, leiden van, en toezien op alle door gedelegeerd Europees aanklagers uitgevoerde onderzoeken en vervolgingen. Zo wordt een coherent onderzoeks- en vervolgingsbeleid in heel Europa gewaarborgd.
Hoewel zijn bevoegdheid beperkt is tot de deelnemende lidstaten, werkt het EOM samen met de andere, niet-deelnemende EU-lidstaten. In dat verband heeft de Raad de Commissie verzocht zich te beraden op de indiening van passende voorstellen die de doeltreffendheid van deze justitiële samenwerking moeten verzekeren.
Nederland neemt vooralsnog niet deel aan het EOM. Naast Nederland doen ook Polen, Hongarije, Zweden, Malta, Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk niet mee. Het is voor de niet-deelnemende lidstaten mogelijk om op een later moment alsnog deel te nemen.
Het EOM zal op zijn vroegst eind 2020 operationeel zijn. De datum waarop het EOM zijn taken inzake onderzoek en vervolging zal opnemen, zal op voorstel van de Europees hoofdaanklager door de Commissie worden vastgesteld, zodra het EOM is ingesteld. Die datum is niet eerder dan 3 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening. Het EOM wordt in Luxemburg gevestigd.