Explosieve toename meldingen ongebruikelijke transacties bij FIU-Nederland
/In 2018 zijn in totaal 753.352 ongebruikelijke transacties gemeld bij FIU-Nederland. Van deze 753.352 ongebruikelijke transacties zijn er 358.609 transacties gemeld als gevolg van de nieuwe objectieve indicator die bij de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn werd ingevoerd. Daarvan konden na analyse slechts 222 transacties verdacht worden verklaard (0,07 procent van het totaal aan verdachte transacties) met een totale waarde van circa 94.000 euro. Dat blijkt uit het jaaroverzicht van FIU-Nederland over 2018 dat op 23 juli jl. door minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid naar de Tweede Kamer is gestuurd
Uit dit jaaroverzicht blijkt onder andere dat de trend van het oplopende aantal ongebruikelijke transacties zich voortzet.
Capaciteit
Het groeiend aantal meldingen van ongebruikelijke transacties leidt tot een toename van het werk voor de FIU. In 2017 is mede daarom de capaciteit van de FIU uitgebreid. Bij de Voorjaarsnota 2019 is voor het intensiveren van de opsporing van witwassen, fraudebestrijding en ondermijning onder meer aan de FIOD, de Belastingdienst, de FIU en het OM een bedrag ter beschikking is gesteld oplopend tot een structureel bedrag van € 29 miljoen vanaf 2021. De exacte inzet en verdeling van de middelen worden in onderlinge afstemming bepaald.
Wijzigingen in de organisatie en werkwijze van de FIU
Per 1 juli jl. is een aantal wijzigingen in de organisatie en werkwijze van de FIU doorgevoerd. Aanleiding hiervoor was dat op basis van gesprekken tussen de FIU, de politie en het ministerie vraagtekens werden geplaatst bij de wijze en grondslag voor de verstrekking van politiegegevens ten behoeve van de taak van de FIU.
In de kern gaat het erom dat medewerkers van de politie moeten beoordelen of politiegegevens kunnen worden verstrekt aan de FIU en dat de toegang tot politiegegevens voor de uitvoering van de FIU-taak op grond van de Wwft niet onbeperkt is. Dit betekent niet dat dit er in de praktijk toe heeft geleid dat de FIU politiegegevens heeft gebruikt die niet nodig waren voor de taakuitvoering. Ook in de oorspronkelijke situatie hadden medewerkers van de FIU over de politiegegevens kunnen beschikken. De inhoud van de verdachte transacties staat niet ter discussie. Binnen het huidige wettelijke kader is een aantal oplossingen geïdentificeerd. De oplossingen hebben tot doel een rolscheiding aan te brengen bij het opvragen en verstrekken van politiegegevens ten behoeve van de uitvoering van de FIU-taak.
Een van de oplossingen (optie A) is om de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de politie en de FIU functioneel te combineren. Dit betekent dat een medewerker van de FIU feitelijk twee functies krijgt en zowel werkzaam is voor de FIU als de politie. Afhankelijk van de stap in het proces opereert de betreffende medewerker afwisselend als medewerker van de FIU en als politieambtenaar. De betreffende medewerker voert hiermee twee verschillende wettelijke taken uit, elk met een eigen leiding/gezag en onder een eigen gegevensbeschermingsregime. Deze optie komt dicht bij de huidige praktijk en is daarom het minst ingrijpend voor de FIU.
Een andere optie (optie B) is dat de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de FIU en de politie separaat worden uitgeoefend door respectievelijk medewerkers van de FIU en de politie. In deze optie is er een rolscheiding in persoon tussen beide functies. Om de taakuitvoering van de FIU optimaal te faciliteren zullen politieambtenaren specifiek worden belast met de verstrekking van politiegegevens aan de FIU en dienen samenwerkingsafspraken te worden gemaakt. De efficiëntie van de FIU wordt in deze optie minder omdat de werkprocessen moeten worden aangepast, de samenwerking vorm moet krijgen en medewerkers van de FIU afhankelijk zijn van de reactietijd van de politieambtenaar.
Gezien het belang van het werk van de FIU en het feit dat de FIU te maken heeft met een groeiend aantal meldingen van ongebruikelijke transacties is gekozen voor optie A. Deze optie is inmiddels doorgevoerd. Optie A is het minst ingrijpend voor de huidige werkwijze van de FIU en leidt in tegenstelling tot optie B in beginsel niet tot efficiëntieverlies. In de werkprocessen zijn waarborgen ingebouwd om vermenging van taken en oneigenlijk gebruik van bevoegdheden te voorkomen. Zo maken de medewerkers gebruik van verschillende systemen en worden er logbestanden bijgehouden. De Auditdienst Rijk gaat hier een audit op houden.
Opmaken van processen-verbaal
Een ander punt dat in de gesprekken tussen de FIU, de politie en het ministerie naar voren is gekomen, is dat medewerkers van de FIU processen-verbaal opmaakten. Dit terwijl de FIU geen opsporingstaak heeft en zij daartoe ten behoeve van de FIU-taak niet bevoegd waren. De werkprocessen van de FIU zijn hierop aangepast. De medewerkers van de FIU maken niet langer een proces-verbaal op, maar een rapportage. In de praktijk betekent dit een kleine wijziging. De rapportages bevatten dezelfde informatie als de voormalige processen-verbaal. Bovendien gaat de politie de gegevens die worden aangeleverd door de FIU altijd na en kan de informatie van de FIU nog steeds als bewijsmiddel dienen in strafzaken.
Verkenning toekomstige positionering FIU
Om ervoor te zorgen dat de medewerkers van de FIU de werkzaamheden ook in de toekomst zo goed mogelijk kunnen vormgeven, is een verkenning gestart naar de toekomstige positionering van de FIU.