Geen verder onderzoek naar kraanverhuurder
/Het Landelijk Parket van het Openbaar Ministerie stelt geen strafvervolging in tegen een verhuurder van kranen en hoogwerkers en haar bestuurders vanwege betrokkenheid bij de bouw van de Israëlisch barrière en een industrieterrein bij een nederzetting op de Westelijke Jordaanoever.
Tegen het bedrijf Lima Holding B.V. - in Nederland bekend onder de handelsnaam Riwal – is aangifte gedaan door onder meer mensenrechtenorganisatie Al Haq vanwege oorlogsmisdrijven op grond van de Geneefse Conventies en de Wet Internationale Misdrijven.
Uit strafrechtelijk onderzoek dat daarop volgde en waarbij onder meer op verschillende locaties doorzoekingen zijn verricht, is gebleken dat de onderneming hijskranen en hoogwerkers heeft verhuurd die zijn gebruikt bij de bouw in de bezette gebieden. De bouw van de barrière in bezet gebied is door onder meer het Internationaal Gerechtshof aangemerkt als schending van het internationaal humanitair recht.
Van Nederlandse bedrijven wordt verlangd dat zij op geen enkele manier betrokken zijn bij schendingen van de Wet Internationale Misdrijven of de Geneefse Conventies. Het desbetreffende bedrijf is daar in 2006 en 2007 ook op aangesproken door de ministeries van Buitenlandse zaken en Economische zaken.
De vraag of bovengenoemde werkzaamheden een dergelijke schending opleveren is complex en zonder nader onderzoek nu niet met zekerheid te beantwoorden. Tot dergelijk nader onderzoek wordt niet overgegaan, nu is gebleken dat het Lima Holding B.V., nadat aangifte is gedaan, de activiteiten in Israël en de bezette gebieden aan het beëindigen is en daartoe vergaande stappen heeft gezet.
Ook is in de sepotbeslissing van het OM meegewogen dat Lima een beperkte bijdrage heeft geleverd aan de bouw van de barrière en nederzettingen. Kranen en hoogwerkers zijn incidenteel enkele dagen ingezet, soms ook na verhuur aan derden.
De aangevers en het bedrijf en zijn bestuurders zijn vandaag door het OM op de hoogte gebracht van de beslissing tot seponeren.
Bron: OM