Het daderschap van de rechtspersoon en avas: universele communicerende vaten?
/Het Nederlandse strafrecht kent een geheel eigensoortige benadering van het daderschap van de rechtspersoon. Sinds het Drijfmestarrest uit 2003 kan worden gesproken van een ruime, open benadering waarbij diverse ‘omstandigheden’ aanknopingspunten kunnen opleveren om het daderschap van een rechtspersoon aan te nemen. Volgens het geldende recht is sprake van daderschap van een rechtspersoon als de gedraging in kwestie ‘redelijkerwijs’ aan de rechtspersoon kan worden ‘toegerekend’. Het antwoord op de vraag wanneer een gedraging aan een rechtspersoon kan worden toegerekend, is volgens de Hoge Raad afhankelijk van de omstandigheden van het geval en de aard van de gedraging. Van een algemene toerekeningsregel wil de Hoge Raad niet weten. Wel wordt aangegeven dat een gedraging die heeft plaatsgevonden dan wel is verricht ‘in de sfeer van de rechtspersoon’ in beginsel aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Van een ‘gedraging in de sfeer van de rechtspersoon’ is in de ogen van onze Hoge Raad vervolgens sprake als zich één of meer van de volgende omstandigheden voordoen: (1) het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon; (2) de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon; (3) de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf; of (4) de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Het Drijfmestarrest maakte verder duidelijk dat dit ‘aanvaarden’ niet een soort opzeteis is: ‘Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.’ De ruim gestelde criteria lijken mee te brengen dat relatief snel daderschap kan worden aangenomen. Een handelen of nalaten van ‘een’ werknemer bijvoorbeeld, of het gegeven dat de strafbare gedraging past in de ‘normale bedrijfsvoering’, zijn omstandigheden die zich in een casus snel kunnen voordoen.
Lees verder:
Het daderschap van de rechtspersoon en avas: universele communicerende vaten? door E. Gritter in TBS&H