Het onderbouwen van een veroordeling met behulp van internet: Gezichtspunten voor het gebruiken van internetinformatie als een feit van algemene bekendheid

In deze annotatie wordt door de auteur, Lonneke Stevens, ingegaan op wat het arrest van de Hoge Raad van 29 maart 2016, in samenhang met eerdere arresten over googelende rechters, de rechter leert over de grenzen van het gebruik van na het onderzoek ter zitting op het internet gevonden informatie. 

Dat een rechter bijvoorbeeld Google Maps raadpleegt om te verifiëren of een verkeerssituatie werkelijk is zoals de officier van justitie die schetst, lijkt in beginsel niet direct problematisch. Maar dat ligt al ingewikkelder als een rechter het internet afstruint omdat hij toch meer wil weten over een ingewikkeld onderwerp dat ter zitting aan de orde is gekomen, zoals de mogelijke gevolgen van een karatetrap tegen het hoofd, of, zoals in deze zaak, de al dan niet beschermde status van een exotisch plantje. Kan de rechter zomaar internetinformatie die niet is besproken met de andere procespartijen aan zijn oordeel ten grondslag leggen, en kan er wel van uit worden gegaan dat informatie betrouwbaar is? Het formuleren van voorwaarden voor het gebruik van (na de zitting gevonden) internetinformatie door de rechter is een betrekkelijk nieuwe uitdaging voor het strafprocesrecht. Het in dit artikel besproken arrest is een volgende stap in die ontwikkeling.

Lees hier het volledige artikel:

 

Print Friendly and PDF ^