Hof is ervan uitgegaan dat verdachte de goederen wilde veiligstellen, waardoor niet gezegd kan worden dat hij deze door misdrijf onder zich had. Hierdoor kan niet zonder meer volgen dat verdachte deze goederen zich daarna wederrechtelijk heeft toe-geëigend.
/Hoge Raad 9 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2647
Wanneer verdachte in de ochtend van 7 juli 2011 tussen 05.00 en 05.30 uur een wandeling maakt, ziet hij in de nabijheid van de woning van zijn ex-vriendin aan de overkant van de weg een tractor met freesbak staan. Verdachte denkt dat de tractor met freesbak van zijn buurman betrokkene 3 is en omdat hij zijn buurman beloofd had een oogje in het zeil te houden, wil hij de tractor veilig stellen. Verdachte neemt de tractor met freesbak mee naar huis en zet ze achter de woning in de achtertuin. Later blijkt dat de tractor met freesbak gestolen is uit een garage en toe te behoren aan betrokkene 2. De diefstal vond volgens de aangifte plaats tussen woensdag 6 juli 2011 om 16.00 uur en donderdag 7 juli 2011 om 10.00 uur. Verdachte wordt op 7 juli 2011 omstreeks 10.09 uur door de politie aangehouden.
Het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch heeft bij arrest van 27 december 2012 verdachte in de zaak met parketnummer 04/850262-11 wegens 2. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en in de zaak met parketnummer 04/850266-11 wegens verduistering, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Het Hof heeft uit de bewijsmiddelen afgeleid dat verdachte niet onmiddellijk na het veiligstellen van de goederen en ook niet op een later tijdstip die ochtend de buurman (Huiskens) heeft ingelicht over wat hij met de tractor en freesbak had gedaan. Voorts neemt het Hof in aanmerking dat verdachte op 8 juli 2011 eerst tegenover de politie heeft verklaard dat hij niet wist wat hij allemaal had gedaan en vervolgens dat hij de tractor op dat moment voor het eerst zag en dat verdachte voor het eerst op 9 juli 2011 tegenover de politie verklaart dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de tractor en de freesbak van zijn buurman waren en dat hij deze goederen voor hem wilde veilig stellen.
Het Hof heeft uit het feit dat verdachte zijn buurman niet heeft ingelicht en uit het feit dat verdachte omtrent de aanwezigheid van de tractor in de achtertuin in zijn eerste verklaring bij de politie geen openheid van zaken heeft willen geven, afgeleid dat verdachte, uitgaande van zijn verklaring dat hij de tractor wilde veilig stellen, vervolgens daarna als heer en meester over de tractor heeft willen beschikken en daarom het oogmerk heeft gehad zich deze tractor wederrechtelijk toe te eigenen.
Middel
Het middel bevat de klacht dat de bewezenverklaarde wederrechtelijke toe-eigening in de zaak met parketnummer 04/850266-11 niet uit de gebezigde bewijsvoering kan volgen.
Beoordeling Hoge Raad
In de tenlastelegging en bewezenverklaring is het begrip 'zich wederrechtelijk toe-eigenen' gebezigd in de betekenis die daaraan in art. 321 Sr toekomt. Van zodanig toe-eigenen is sprake indien een persoon zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester beschikt over een goed dat aan een ander toebehoort (vgl. HR 24 oktober 1989, NJ 1990/256).
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverweging - waarbij het Hof kennelijk is uitgegaan van de juistheid van de verklaring van de verdachte dat hij de in de bewezenverklaring bedoelde goederen wilde veiligstellen met als gevolg dat niet gezegd kan worden dat hij deze door misdrijf onder zich had - kan niet zonder meer volgen dat de verdachte deze goederen zich daarna wederrechtelijk heeft toegeëigend in de door het Hof bedoelde zin. De bewezenverklaring is derhalve in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
Het middel is terecht voorgesteld.
Lees hier de volledige uitspraak.