Hof stelt niet langer prijs op vervolging in 'tipgeverszaak'
/Op 18 december 2015 heeft de belastingkamer van de Hoge Raad uitspraak gedaan in de zogenaamde ‘tipgeverszaak’. De Hoge Raad heeft onder meer beslist dat ambtenaren die tot dezelfde dienst behoren als een belastinginspecteur, zoals in dit geval de FIOD-ambtenaren, niet kunnen worden gedwongen om informatie prijs te geven die een inspecteur in diezelfde procedure niet wil en niet hoeft te verstrekken. De getuigen die door het hof werden gehoord, waren daarom in deze zaken niet verplicht om de naam van de tipgever bekend te maken.
Aangifte vanwege verdenking van mogelijke instructies
De zaak is eerder door de belastingkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden behandeld en beslist. Het hof had geoordeeld dat de getuigen wel verplicht waren om de vragen naar deze informatie te beantwoorden. Daarbij is bij het hof de verdenking ontstaan dat de getuigen door of namens hun werkgever (het Ministerie van Financiën) geïnstrueerd waren om als getuige de betreffende informatie niet te verstrekken.
De verdenking dat twee ambtenaren door of namens hun werkgever geïnstrueerd waren als getuigen te zwijgen waar spreken plicht was, was voor de president van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden reden om bij brief van 11 november 2014 strafrechtelijke aangifte te doen tegen de onbekende persoon of personen die die instructie hadden gegeven.
Nieuw recht vormt reden heroverweging aangifte
Het arrest van de Hoge Raad van 18 december 2015 bevat nieuw recht en biedt daardoor een nieuw perspectief op de verdenking die destijds ontstond. Dat nieuwe perspectief heeft ertoe geleid dat de president van het hof het Openbaar Ministerie heeft laten weten dat hij niet langer prijs stelt op vervolging.
De uitleg van het recht door de Hoge Raad zorgt er immers voor dat beide ambtenaren als getuige in deze belastingzaak, gelet op de procesopstelling van de belastinginspecteur, niet tot spreken waren verplicht. Daardoor was hun geheimhoudingsplicht niet geëindigd en dat plaatst een gesprek met de ambtenaren door of namens hun werkgever (het ministerie van Financiën) over die geheimhoudingsplicht in een ander daglicht.
Openbaar Ministerie beslist over vervolging
Het blijft vanzelfsprekend, ongeacht de hiervoor weergegeven heroverweging van het gerechtshof, aan het Openbaar Ministerie om op basis van de alle aan het Openbaar Ministerie bekende feiten te beslissen over de vervolging in deze kwestie.
Bron: de Rechtspraak