Hof van Justitie van de Europese Unie jaarverslag 2022
/Op 10 mei 2023 is het jaarverslag 2022 door het Hof van Justitie van de Europese Unie gepubliceerd.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie bestaat uit twee rechterlijke instanties: het Hof van Justitie en het Gerecht. Statistisch gesproken is het aantal zaken dat in 2022 bij de twee rechterlijke instanties aanhangig werd gemaakt, vergelijkbaar met dat van het vorige jaar (1710 zaken in 2022 tegenover 1720 in 2021). Het aantal door het Hof van Justitie en het Gerecht afgehandelde zaken is licht gedaald (1666 in 2022 tegenover 1723 in 2021). Bijgevolg is het totale aantal aanhangige zaken licht gestegen (2585 in 2022 tegenover 2541 in 2021).
Hof van Justitie
Na twee jaren waarin alles om de coronacrisis draaide, werd 2022 gekenmerkt door de terugkeer van het personeel naar de gebouwen van het Hof van Justitie en een hervatting van de normale gang van zaken, met name wat het houden van zittingen betreft. Van de technologische ontwikkelingen waartoe de sanitaire maatregelen tussen 2020 en 2022 hebben geleid, is echter dankbaar gebruik gemaakt om een aantal belangrijke projecten uit te voeren die de Europese rechtspraak dichter bij de burger moeten brengen. Zo biedt het Hof van Justitie sinds 26 april 2022 een streamingdienst voor zittingen aan. De streamingdienst heeft tot doel om van het EU-Hof een meer toegankelijke ‘rechter voor de burgers’ te maken.
Op statisch vlak werd 2022 opnieuw gekenmerkt door grote bedrijvigheid. Zo werden bij het Hof van Justitie 806 zaken aanhangig gemaakt. Net als in voorgaande jaren betreft het vooral verzoeken om een prejudiciële beslissing en hogere voorzieningen, die met respectievelijk 546 en 209 zaken goed zijn voor meer dan 93 procent van alle zaken die in 2022 werden aangebracht.
Er zijn 808 zaken afgedaan door de verschillende rechtsprekende formaties van het Hof van Justitie. Een groot aantal daarvan (78) is berecht door de Grote Kamer, terwijl op twee zaken in voltallige zitting is beslist (de zaken C-156/21 en C-157/21, zie het ECER-bericht over die zaken).
Aangezien er regelmatig zaken bij beschikking zijn afgedaan is de totale duur van de procedures (16,4 maanden) nagenoeg gelijk gebleven aan die van het vorige jaar (16,6 maanden). De gemiddelde duur van de prejudiciële zaken is echter toegenomen (17,3 maanden tegenover 16,7 maanden in 2021), hetgeen getuigt van de toegenomen complexiteit van de vragen die aan het Hof van Justitie worden voorgelegd.
Op 31 december 2022 waren bij het Hof van Justitie 1111 zaken aanhangig, wat hetzelfde aantal is – op 2 na – als op 31 december 2021 (1113 zaken). In het licht van deze statistische cijfers en gelet op het feit dat het Gerecht sinds juli 2022 54 rechter telt (twee per EU-lidstaat), heeft het Hof van Justitie de EU-wetgever verzocht om het Statuut te wijzigen op twee punten.
Ten eerste houdt het wijzigingsverzoek in dat aan het Gerecht de bevoegdheid wordt overgedragen om prejudiciële beslissingen te geven op vijf welbepaalde gebieden. Het gaat om (rechts)gebieden waar zelden principiële vragen rijzen, waar het Hof van Justitie vaste rechtspraak heeft ontwikkeld en waar een voldoende groot aantal zaken aanhangig wordt gemaakt. Het gaat om de volgende vijf (rechts)gebieden: het gemeenschappelijke btw-stelsel, accijnzen, het douanewetboek en de tariefindeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur, schadeloosstelling en bijstand aan reizigers, en de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten;
Ten tweede bepleit het wijzigingsverzoek een verruiming van de regeling van voorafgaande toelating van hogere voorzieningen die op 1 mei 2019 van kracht is geworden (artikel 58 bis van het Statuut). Deze verruiming zou dan betrekking hebben op hogere voorzieningen die worden ingesteld tegen een uitspraak van het Gerecht over het besluit van een onafhankelijke kamer van beroep van bepaalde organen en instanties van de EU die aanvankelijk niet werden genoemd toen artikel 58 bis van het Statuut op 1 mei 2019 van kracht werd. Het gaat dan om organen en instanties als het Spoorwegbureau van de EU, het Agentschap van de EU voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER), de Europese Bankautoriteit (EBA), de Europese Autoriteit voor effecten en markten en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen.
Gerecht van de EU
Het jaar 2022 werd overschaduwd door de terugkeer van oorlog op het Europese continent. In de context van de oorlog in Oekraïne heeft het Gerecht in 2022, soms op zeer korte termijn, de rechtmatigheid moeten toetsen van de beperkende maatregelen die de EU heeft vastgesteld tegen personen of entiteiten die in verband worden gebracht met de agressie waaraan de Russische Federatie zich sinds februari 2022 schuldig heeft gemaakt. Tot op heden zijn meer dan 70 zaken aangebracht over beperkende maatregelen die verband houden met de oorlog in Oekraïne.
Meer dan ooit weerspiegelen de zaken die bij het Gerecht aanhangig zijn gemaakt, de grote maatschappelijke uitdagingen waarvoor het Europese continent zich gesteld ziet. Afgezien van beperkende maatregelen gaat het bijvoorbeeld om het reguleren van de concurrentie rond ‘digitale reizen’ en het reguleren van staatssteun, met name op fiscaal gebied en in de energie- en milieusector. Ook het bancair en financieel recht, de bescherming van persoonsgegevens, de gemeenschappelijke handelspolitiek en de regulering van de energiemarkten vragen de aandacht van het Gerecht.
Het Gerecht van de EU is momenteel samengesteld uit 54 leden en heeft dus eindelijk twee rechters per EU-lidstaat. Met het oog op de nieuwe periode van drie jaar die in september 2022 is ingegaan, heeft het Gerecht zich ook beraden op zijn organisatie en werkmethoden. Daarbij is de aandacht vooral uitgegaan naar een grondiger rechterlijk toezicht, de begeleiding van procespartijen gedurende het hele verloop van het geding en de duur van de procedure (gemiddeld 16,2 maanden in 2022).