Hof wijst ontnemingsvordering af tegen principiële wietteler
/Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft een vordering van het openbaar ministerie tot ontneming van bijna 5 ton aan wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De vordering was ingediend in de zaak tegen een 68-jarige biologische hennepteler die principieel voorstander is van regulering dan wel legalisering van de teelt van hennep.
De strafzaak
Bij arrest van 29 oktober 2015 (ECLI:NL:GHARL:2015:8144) heeft het hof deze principiële hennepteler veroordeeld voor het beroepsmatig telen van hennepplanten en -stekken, en het aanwezig hebben van 30 kilo (natte) hennep. Het hof heeft hem daarvoor destijds geen straf of maatregel opgelegd.
De ontnemingszaak
De rechtbank heeft op 25 april 2014 beslist dat aan veroordeelde een bedrag van € 233.282,60 aan wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden ontnomen. Het openbaar ministerie had € 525.171,71 gevorderd. Tegen dit vonnis heeft veroordeelde hoger beroep ingesteld.
In hoger beroep heeft het openbaar ministerie gevorderd dat het wederrechtelijkverkregen voordeel wordt geschat op € 482.901,79. In verband met de lange duur van de procedure is op dat bedrag € 5.000,- in mindering gebracht, zodat veroordeelde uiteindelijk € 477.901,79 moet terugbetalen aan de Staat.
Onderbouwing vordering onvoldoende
Het hof is van oordeel dat de onderbouwing van de ontnemingsvordering door de politie - welke berekening door het openbaar ministerie is gevolgd - onvoldoende is afgestemd op de specifieke aspecten van de kwekerij van veroordeelde, namelijk het op biologische wijze kweken van hennepplanten, zonder dat gebruik wordt gemaakt van verduistering en/of kunstlicht. De algemene en niet op alle door veroordeelde geteelde planten toegesneden informatie van de zadenbank Sensi Seeds, en de algemene ervaring van verbalisanten acht het hof onvoldoende betrouwbaar om als grondslag te dienen voor de aannames die in het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel zijn gedaan. Ook anderszins, bijvoorbeeld aan de hand van de foto’s die zich in het dossier bevinden, kan niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van zodanig overvloedige opbrengsten als die waar volgens het openbaar ministerie sprake van is geweest. Daarnaast is er ook geen financieel onderzoek naar veroordeeldes vermogenspositie geweest op grond waarvan illegale inkomsten vastgesteld hadden kunnen worden. Dit betekent dat het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel geen grondslag kan zijn voor een realistische schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde.
Het hof baseert zijn schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel daarom op de verklaring van veroordeelde nu dat de enige concrete aanwijzing is omtrent de opbrengst van de kwekerij. Deze opbrengst minus de door de veroordeelde gemaakte kosten brengt mee dat het voordeel op nihil wordt gesteld.