Initiatiefnota ondergrens voor verantwoord ondernemen

Nederlandse bedrijven die internationaal opereren kunnen een belangrijke rol spelen in het bevorderen van duurzame ontwikkeling wereldwijd. Dat gebeurt bijvoorbeeld door het creëren van werkgelegenheid en het betalen van belasting in de landen waar zij actief zijn. Tegenover die positieve effecten kunnen echter ook negatieve gevolgen staan, bijvoorbeeld voor mensenrechten of milieu. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat bedrijven bij hun productie in het buitenland feitelijk gebruik maken van gedwongen arbeid of kinderarbeid. Het kan ook dat bijvoorbeeld grondstoffen in het buitenland gewonnen worden met veel schade voor het milieu. Om dit soort negatieve effecten tegen te gaan richt het beleid van de Nederlandse overheid zich op implementatie van de zogeheten OESO-richtlijnen. De implementatie van deze richtlijnen (die hieronder verder besproken zullen worden) laat echter nog te wensen over. In deze notitie worden daarom andere wegen verkend om internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen te bevorderen. Het doel is om tot een ondergrens te komen, die als norm kan dienen voor internationaal verantwoord ondernemen.

Hoe kunnen we bewerkstelligen dat er een ondergrens voor internationaal verantwoord ondernemen wordt gecreëerd, een ondergrens die ervoor zorgt dat (Nederlandse) bedrijven inderdaad juist gaan bijdragen aan het voorkomen en tegengaan van de negatieve gevolgen die kunnen optreden als gevolg van het economisch handelen in de ketens waarin zij opereren? Dat is het doel van deze notitie en de kernvraag die centraal staat.

Op een rij wordt gezet wat het Nederlandse beleid inhoudt om internationaal maatschappelijk ondernemen te bevorderen. Ook wordt betoogd dat dit tot nu toe niet voldoende is geweest om alle bedrijven in alle relevante sectoren ertoe te bewegen de OESO-richtlijnen tot leidraad van hun handelen te maken. Dit heeft tot de conclusie geleid dat er uiteindelijk brede wetgeving nodig is om dit voor alle bedrijven in alle sectoren te bewerkstelligen.

Vervolgens wordt geschetst hoe zo’n wet er uit zou moeten zien. De notitie beschrijft ook welke initiatieven er al zijn in andere landen en welke internationale afspraken er op concrete onderwerpen, zoals bijvoorbeeld conflictmineralen, al gemaakt zijn. Gezien vanuit de Nederlandse positie als lidstaat van de Europese Unie zou Europese regelgeving op dit onderwerp eigenlijk de ideale situatie zijn, omdat het speelveld voor bedrijven dan niet alleen binnen Nederland, maar binnen de hele EU gelijk zou zijn. Bovendien zou het effect op derde landen natuurlijk navenant veel groter zijn.

De kamerleden zijn ervan overtuigd dat de beste manier om tot Europese regelgeving te komen nu juist een bottom up-aanpak is. Het zou een lang en moeizaam proces zijn om tot Europese regelgeving ten aanzien van due diligence te komen, met als eindresultaat waarschijnlijk een enigszins teleurstellend compromis. Hoe meer verschillende lidstaten echter zelf wetten gaan ontwikkelen, hoe groter de kans dat er ook op Europees niveau regelgeving aangenomen gaat worden. De best practices van de verschillende landen die dan zelf al wetgeving hebben, kunnen dan de norm worden waar Europese regels naar gevormd worden.

Print Friendly and PDF ^