Integrale vrijspraak voor witwassen. Handelingen van de verdachte wellicht verhullen van criminele herkomst van geldbedragen, maar dat is niet tenlastegelegd

Gerechtshof Amsterdam 21 december 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:5402

K.A. was bestuurder/enig aandeelhouder van beheermaatschappij bedrijf 2 R.O. was bestuurder/enig aandeelhouder van beheermaatschappij bedrijf 3. Deze beheermaatschappijen waren bestuurder van beheermaatschappij bedrijf 4 is enig aandeelhouder/bestuurder van bedrijf . De bedrijfsactiviteiten van bedrijf , gevestigd in Amsterdam aan de adres 2 , bestonden uit de groot- en kleinhandel in telefoonkaarten. K.A. en R.O. hadden ook de daadwerkelijke leiding over bedrijf. R.S. was werkzaam bij bedrijf en stond onder andere namens bedrijf op de Beverwijkse Bazaar.

Op 26 april 2009 hebben verbalisanten in Beverwijk bij een op grond van de Wet op de Accijns uitgevoerde controle in een op naam van bedrijf bestaande bestelauto een bedrag van € 152.200,- aan contanten aangetroffen, alsmede verkoopbonnen van 25 april 2009 en 26 april 2009, met een totaaltelling ter hoogte van € 36.518,-.

Bij de doorzoeking bij bedrijf op voornoemd adres werd op 27 januari 2010 een bedrag van € 944.267,50 aan contanten in beslag genomen. Een gedeelte van dit geld € 672.575,- werd buiten de kluis aangetroffen. Op deze dag zijn eveneens camerabeelden (van de in het pand aanwezige camera’s) in beslag genomen.

verdachte is enig bestuurder/aandeelhouder van Houdstermaatschappij bedrijf 5 Deze houdstermaatschappij is weer enig bestuurder/aandeelhouder van bedrijf 6 distribueerde telefoonkaarten van Lycatel en GT mobile. bedrijf 6 leverde internationale belkaarten aan bedrijf .

A.S. , de neef van K.A. , die de bijnaam bijnaam heeft, was in ieder geval in januari 2010 (bijna) dagelijks werkzaam bij bedrijf . Hij had de sleutel van bedrijf , opende de zaak en kon het alarm uitzetten.

A.H. heeft verklaard dat hij in het kader van Wahala bankieren op 8 januari 2010, 22 januari 2010 en 25 januari 2010 geld heeft laten afgeven bij bedrijf . Er is bij deze verdachte een document (een memoboekje) gelijkend op een administratie aangetroffen met daarin namen en bedragen.

Vrijspraak van witwassen

Onder feit 2 is aan verdachte het medeplegen van (schuld)witwassen van twee bedragen tenlastegelegd:

a) op zondag 26 april 2009 is in een bestelbus van bedrijf die wegreed bij de Beverwijkse Bazaar een bedrag van € 152.200,- aangetroffen. Dit bedrag bestond mede uit coupures van € 500,- die in het normale betalingsverkeer zeldzaam zijn. De bestuurder, de heer R.S. , heeft verklaard dat het geld afkomstig is uit de verkoop op de zwarte markt in Beverwijk, maar een bedrag van € 115.817,- wordt niet door verkoopbonnen gedekt. R.S. die in het weekend in de verkoopstand van bedrijf op de Beverwijkse Bazaar had gestaan kon niet duidelijk benoemen waar dit geld vandaan kwam en verklaarde daarover wisselend. verdachte stelt eigenaar te zijn van € 100.000,- dat niet door de verkoopbonnen is gedekt. verdachte wordt verweten deze € 100.000,- tezamen en in vereniging te hebben witgewassen (zaaksdossier 06);

b) op 17 november 2009 is vanaf het adres van bedrijf een bedrag van € 100.000,- in contante coupures meegegeven aan J.M. . J.M. verklaarde dat hij het geld van K.A. had ontvangen, terwijl K.A. heeft verklaard dat het geld niet van hem afkomstig was. Naast het feit dat J.M. heeft verklaard dat het bedrag van K.A. afkomstig is, is bij J.M. een briefje aangetroffen met daarop het telefoonnummer van K.A. . Deze transactie is volgens het openbaar ministerie in de Irrupu-administratie opgenomen. In de Irrupu-administratie staat dat het geld naar bedrijf 6 is gegaan, een vennootschap van verdachte . verdachte wordt verweten deze € 100.000,- tezamen en in vereniging te hebben witgewassen.

Verklaring herkomst geld

De verdediging heeft voor alle witwasfeiten vrijspraak bepleit en heeft, kort gezegd, aangevoerd dat verdachte door de rechtbank is veroordeeld op basis van wisselende en onware verklaringen van medeverdachten en dat ten onrechte de plausibele verklaring van verdachte ter zijde is geschoven. Dat de Iruppu-bestanden op de USB-stick van verdachte staan kan worden verklaard door het op een onbewaakt moment geven van de opdracht ‘copy all’ op het moment dat een werkblad is geopend.

Door advocaat-generaal is gerequireerd tot integrale bewezenverklaring van dit feit. Met betrekking tot de motivering heeft de advocaat-generaal zich aangesloten bij de bewijsmotivering van de rechtbank, inhoudende dat geen sprake is van een concrete, min of meer verifieerbare en op voorhand niet als hoogst ongeloofwaardig aan te merken verklaring. De verklaring van verdachte met betrekking tot de transactie op 26 april 2009 (Bevewijkse Bazaar) acht de advocaat-generaal niet geloofwaardig.

Het hof overweegt als volgt.

Transactie Beverwijkse Bazaar

verdachte stelt eigenaar te zijn van het geld dat is aangetroffen in de op naam van bedrijf staande bestelauto (en) dat niet door de verkoopbonnen werd gedekt. Hij heeft verklaard dat hij in totaal € 100.000,- heeft laten afleveren bij de kraam van bedrijf op de markt in Beverwijk om te kunnen deelnemen aan een actie die Lycatel, een aanbieder van telefoonkaarten, dat weekend hield.

Het hof acht (evenals de rechtbank) deze verklaring niet geloofwaardig en overweegt daartoe als volgt.

Ten eerste wordt dit verhaal niet bevestigd door de bestuurder van het busje, R.S. die samen met een collega de winkel op de markt bemand heeft en die het geld die zondag ook heeft ingepakt. R.S. heeft in eerste instantie verklaard dat bedrijf in dat weekend een hogere omzet dan gebruikelijk heeft behaald. Hij maakt daarbij geen melding van een (vooruit)betaling van € 100.000,- van verdachte / bedrijf 6 voor een actie van Lycatel. Als R.S. in het verhoor wordt voorgehouden dat de verkoopbonnen opgeteld slechts tot een bedrag van € 36.518,- leiden, verklaart hij eerst dat mogelijk iemand een bedrag heeft voorgeschoten en vervolgens dat hij vermoedt dat er toch een klant is geweest die op zondag 10.000 telefoonkaarten heeft gekocht (Z5 425). Pas de volgende dag verklaart hij dat het zou kunnen dat bedrijf 6 een groot bedrag heeft voorgeschoten, maar dat hij dat niet weet.

Het hof acht volstrekt ongeloofwaardig dat een betaling van deze omvang zo achteloos (en ook zonder enige vastlegging) bij de weekendopbrengst zou zijn gevoegd en dat de verantwoordelijke voor de verkoop op de Bazaar en het daarop volgende transport van het geld (die het geld ook zelf heeft ingepakt) zich de dag daarna niet meer kan herinneren dat hij dit geld van bedrijf 6 heeft ontvangen of dat dit geld dat weekend/die zondag namens bedrijf 6 is afgegeven.

Daar komt bij dat R.S. op 30 april 2010, na zijn vrijlating, heeft gebeld met NN-man (Z6 089-092). In dit telefoongesprek zegt R.S. dat ze alle dozen hebben gezien en dat hij de geplakte doos moest openen en dat ‘ze’ het geld hebben gezien. R.S. heeft gezegd dat het de omzet van Beverwijk was maar ‘ze’ hem niet wilde geloven. R.S. zegt: “… het geld is een probleem.

Ze geloofden mij niet. Ik heb ook geen bonnen. Ik heb wel bewijs voor de verkoop in Beverwijk. Voor extra geld die ik heb ontvangen heb ik geen bonnen. Ze hebben een bon nodig van wie, hoeveel bedrag en waarvoor heb je gekregen. Als ik dit heb dan is er geen probleem.

NNman: Voor de volgende keer moeten wij gewoon zo doen. Dan is het makkelijk toch.

R.S. : Ja, wij moeten eigenlijk twee personen handtekening vragen. … Kunnen ze laten ons met rust.”

Na dit gesprek ontvangt de FIOD via de advocaat van bedrijf een e-mail van verdachte waarin staat dat medewerkers van zijn bedrijf € 100.000,- hebben afgeleverd bij bedrijf op de Beverwijkse Bazaar.

Ten tweede heeft ook verdachte zelf op dit punt geen duidelijke en consistente verklaring gegeven. Aanvankelijk verklaart hij dat € 62.000,- voor een gedeelte bij de bank is opgenomen en deels uit de kas komt (Z5 437) en dat € 38.000,- bij afnemers zou zijn opgehaald. Deze verklaring wijzigt hij in een later verhoor. Hij zegt dan dat een deel van het geld (€ 52.000,-) afkomstig zou zijn van ene M uit Italië (Z5 445) en het restant afkomstig is van S.S. (een werknemer van bedrijf 6 ).

De genoemde M is in de verklaring van verdachte eerst een koerier die het geld in Italië heeft gecollecteerd en daarna in een sealbag bij verdachte heeft afgeleverd (Z5 445). Later verklaart verdachte echter dat M een Italiaanse afnemer is en dat twee andere mannen het geld hebben gebracht (Z5 454). Desgevraagd kan hij niet zeggen hoe M verder heet, en evenmin wat het bedrijf is van deze man en wat het adres is. Administratieve vastlegging van de transactie ontbreekt. Enig aanknopingspunt om deze verklaring te kunnen verifiëren, wordt dus niet gegeven.

Gezien het voorgaande wordt de verklaring van verdachte bij de politie over de herkomst van het geld als volstrekt ongeloofwaardig ter zijde gesteld.

Nu het hof van oordeel is dat de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, terwijl slechts een volstrekt ongeloofwaardige verklaring voor de (legale) herkomst van het geld is gegeven, acht het hof bewezen dat het bedrag van € 115.817,- van misdrijf afkomstig is.

Geld voorhanden?

Het geld is naar het oordeel van het hof van misdrijf afkomstig, maar kan worden bewezenverklaard dat verdachte het geld ook daadwerkelijk voorhanden heeft gehad? In de tenlastelegging is opgenomen het witwassen van vermogensbestanddelen, te weten het verwerven en/of voorhanden hebben en/of overdragen en/of op voorraad hebben van (grote) contante geldbedragen uit misdrijf afkomstig (artikel 420ter/bis Wetboek van Strafrecht). De tenlastelegging is daarmee toegesneden op overtreding van artikel 420bis lid 1 onder b Sr. Niet ten laste is gelegd overtreding van 420bis lid 1 onder a Sr., het verbergen of verhullen van de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing van een voorwerp, dan wel het verbergen of verhullen wie de rechthebbende op een voorwerp is of het voorhanden heeft, terwijl hij weet dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf.

Het hof is van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting niet kan worden vastgesteld dat verdachte het bedrag zelf persoonlijk voorhanden heeft gehad. Het hof ziet op basis van het dossier verdachte meer als de persoon die achteraf wordt gebruikt om het inbeslaggenomen geld via zijn verklaringen alsnog van een legale herkomst te voorzien.

Het hof overweegt hieromtrent dat de handelingen van verdachte wellicht kunnen dienen om achteraf de criminele herkomst van het inbeslaggenomen geldbedrag te verhullen (art. 420bis lid 1 onder a Sr.),

maar deze handelingen leveren geen significante bijdrage aan het verwerven en/of voorhanden hebben en/of overdragen en/of op voorraad hebben op 26 april 2009 van een (groot) contant geldbedrag dat uit misdrijf afkomstig is (art. 420bis lid 1 onder b Sr.) zoals is tenlastegelegd. Het ‘voorhanden hebben’ van de geldbedragen door de medeverdachten was door de inbeslagname al beëindigd voordat de verdachte ‘ter verhulling’ in beeld kwam.

Geldloper

Hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen geldt ook voor het geldbedrag van € 100.000,- dat op 17 november 2009 in een doos bij J.M. is aangetroffen. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting kan niet worden vastgesteld dat verdachte voornoemd bedrag heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of op voorraad heeft gehad. Het enkele opnemen van het bedrag in de Iruppu-administratie levert (ook) hier wellicht verhullen van de criminele herkomst van het bedrag op, maar levert geen significante bijdrage aan het verwerven en/of voorhanden hebben en/of overdragen en/of op voorraad hebben van (grote) contante geldbedragen dat uit misdrijf afkomstig is.

De verdachte wordt derhalve vrijgesproken van het medeplegen van het onder feit 2 ten laste gelegde (schuld)witwassen van de twee geldbedragen van €100.000,- (van de Beverwijkse Bazaar en Geldloper).

Lees hier de volledige uitspraak.

 

 

Print Friendly and PDF ^