Internationale samenwerking in corruptiezaken na Airbus

Als wordt teruggeblikt op het afgelopen jaar en wat er op het gebied van corruptie is gebeurd, dan springt de door Airbus getroffen schikking van circa 3,6 miljard euro met de autoriteiten in Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten in het oog. Met de schikking wordt de zaak afgedaan die ziet op het betalen van steekpenningen via tussenpersonen in zestien landen voor de bouw van vliegtuigen. Het betreft de eerste schikking die door samenwerking tussen de autoriteiten van de betrokken landen tot stand is gekomen.

Tijdens ons Anti-Corruptie Congres 2020 vertelt Andy Spalding (professor aan de University of Richmond School of Law en Senior editor van de FCPA Blog). meer over deze zaak. Hij zal onder meer ingaan op de betekenis van deze zaak voor internationale samenwerking in corruptiezaken.

Klik hier voor meer informatie of om aan te melden voor het congres.

Achtergrond

Jarenlang werkten zij gezamenlijk aan deze zaak, waarbij het Franse Parquet National Financier (“PNF”) een leidende rol had en nauw samenwerkte met de Serious Fraud Office (“SFO”). Tussen de autoriteten is in januari 2017 een Joint Investigation Team ("JIT") gevormd. Een JIT betreft een Europees rechtshulpinstrument waarin opsporingsambtenaren uit verschillende landen met elkaar kunnen samenwerken en onder voorwaarden op elkaars grondgebied kunnen acteren. Het onderzoek, uitgevoerd met de hulp van de adviseurs van Airbus, omvatte het verzamelen en beoordelen van 156 miljoen documenten, meer dan 300 interviews, invallen bij zonsopgang en meerdere verzoeken om wederzijdse rechtshulp. Er werd vastgesteld dat Airbus tussen 2004 en 2016 meer dan 2 miljard euro aan provisies aan tussenpersonen betaalde. Het JIT faciliteerde de communicatie tussen het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, waardoor Airbus tegelijkertijd informatie aan beide autoriteiten kon melden en hen in staat stelde om te gaan met eventuele belemmeringen die door het Franse blokkeringsstatuut werden opgeworpen. De DOJ deed een stapje terug, nam een ​​ongebruikelijke rol weg van het centrale toneel en voerde een parallel onderzoek uit naar schendingen van de FCPA en de International Traffic in Arms Regulations ("ITAR"). De DOJ erkende dat er een beperkte nexus met de VS was, die voornamelijk was gebaseerd op Airbus-werknemers en -agenten die e-mails met betrekking tot de regeling in de Verenigde Staten stuurden en luxe reizen verzorgden voor buitenlandse functionarissen die de VS bezochten.

Het forse bedrag van de schikking is verdeeld over de betrokken autoriteiten en landen. Met de SFO is een Deferred Prosecution Agreement (“DPA”) overeengekomen als gevolg waarvan Airbus 991 miljoen betaalt wegens overtreding van de UK Bribery Act (section 7), vijf maal gepleegd. De met Airbus getroffen DPA is de zevende van de SFO. Het bedrag overstijgt echter die van alle voorgaande bij elkaar opgeteld. Met het PNF is een zogenaamde Public Interest Agreement ("PIA") getroffen voor een bedrag van 2 miljard.  Ook met de DOJ is een DPA getroffen, voor een bedrag van EUR 527 miljoen. Van alle autoriteiten ontving Airbus "korting" (credit), doordat het bedrijf meewerkte aan het onderzoek en herstelmaatregelen trof. De DOJ heeft bovendien het bedrag verlaagd vanwege het aan de andere autoriteiten voldane bedrag. Dit in overeenstemming met haar piling-on beleid.  

Met de schikking is de zaak voor de rechtspersoon afgedaan. Mogelijk dat, onder meer in Frankrijk, nog individuen zullen worden vervolgd, zoals de voormalige bestuursvoorzitter van Airbus. Ook de Engelse SFO buigt zich op dit moment nog over het lot van de betrokken individuen.

 
Print Friendly and PDF ^