Juridisch kader witwassen geld/goederen uit onbekend misdrijf
/Rechtbank Amsterdam 26 april 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:3458
De verdenking komt er kort gezegd op neer dat verdachte zich in de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 maart 2015 schuldig heeft gemaakt aan (gewoonte)witwassen in vereniging.
Niet-ontvankelijkheid OM
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het Openbaar Ministerie heeft gehandeld in strijd met het beginsel van zuiverheid van oogmerk door opnameapparatuur te plaatsen in de woning van verdachte en haar gezin in het kader van het liquidatieonderzoek 13Puli, terwijl het eigenlijke doel van die opnames was om meer informatie te verkrijgen in het kader van het lopende witwasonderzoek 13Freesia. De zoon van verdachte was verdachte in het onderzoek 13Puli, maar zat op het moment van het plaatsen van de OVC-apparatuur gedetineerd. Het inzetten van dit zware middel diende dan ook geen enkel doel in het kader van 13Puli. Dit dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid, primair wegens schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde, subsidiair omdat het Openbaar Ministerie opzettelijk een onjuiste afweging heeft gemaakt bij de vraag of het middel in redelijke verhouding stond tot het doel.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 11 mei 2015 met nummer 2015063687 (procesdossier p. 1484) blijkt dat de OVC-apparatuur is geplaatst om informatie te vergaren in het onderzoek 13Puli. Naam zoon werd op dat moment verdacht van betrokkenheid bij een liquidatie. Dit is een zeer ernstig feit waarvoor de inzet van OVC-apparatuur in de woning op basis van de op dat moment voorhanden zijnde informatie gerechtvaardigd was. Dat naam zoon op dat moment vastzat doet daaraan niets af. Bij die afweging heeft zonder twijfel een rol gespeeld dat opsporingsambtenaren in het algemeen weinig mogelijkheden hebben om dergelijke apparatuur in een woning te plaatsen zonder dat de bewoners dit merken, en dat zij de gelegenheid die de doorzoeking en de aanhouding van verdachte en haar echtgenoot bood, te baat hebben genomen om apparatuur te plaatsen. Dat de OVC-apparatuur eigenlijk zou zijn geplaatst ten behoeve van het witwasonderzoek in plaats van voor het liquidatieonderzoek is op geen enkele manier aannemelijk geworden. Het verweer wordt daarom verworpen. Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in de vervolging.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring van gewoontewitwassen in vereniging gevorderd, met uitzondering van de volgende onderdelen: het €500 biljet (eerste gedachtestreepje), de geldbedragen voor de inruilwaarden van de Renault Megane en de Smart en de €10.000 die is overgemaakt aan A-point voor de aanschaf van de Volkswagen Golf (derde gedachtestreepje).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Haar echtgenoot en tevens medeverdachte had in de tenlastegelegde periode een legale inkomstenbron en hij was verantwoordelijk voor de financiële administratie binnen het gezin. Verdachte had geen wetenschap van of hoefde redelijkerwijs niet te vermoeden dat medeverdachte een illegale inkomstenbron had. Bovendien kan niet worden bewezen dat de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Verdachte heeft in alle gevallen een concrete, verifieerbare en op voorhand niet volstrekt onwaarschijnlijke verklaring gegeven, waarnaar door het Openbaar Ministerie geen nader onderzoek is gedaan. Onder deze omstandigheden kan geen bewezenverklaring volgen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een veroordeling voor gewoontewitwassen in vereniging. Hierna wordt uitgelegd hoe de rechtbank tot dit oordeel is gekomen.
Juridisch kader witwassen geld/goederen uit onbekend misdrijf
Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad (zie bijvoorbeeld het arrest van 18 december 2018, ECLI:NL:HR: 2018:2352) volgt dat als niet duidelijk is uit welk specifiek misdrijf het geld of de goederen waar de witwasverdenking op zien afkomstig zijn, witwassen bewezen kan worden als het, op grond van de feiten en omstandigheden, niet anders kan dan dat het geld of de goederen van misdrijf afkomstig zijn.
Als de feiten en omstandigheden in het dossier zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen mag van een verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld en de goederen. Die verklaring moet min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Vervolgens ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de uit de verklaringen van de verdachte blijkende alternatieve herkomst van het geld en de goederen. Uit dit onderzoek zal voor een bewezenverklaring moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is.
Vermoeden van witwassen
In de periode januari 2012 tot en met maart 2015 heeft verdachte in totaal €4.059 aan kindgebonden budget ontvangen. Van haar zijn verder geen inkomsten bekend. In de periode 2012 tot en met 2014 had medeverdachte een inkomen van in totaal €52.024. Dit komt neer op een gemiddeld maandsalaris van €1.445,11. Hij ontving bovendien in de periode januari 2012 tot en met maart 2015 in totaal €8.900 aan huurtoeslag en €5.909 aan zorgtoeslag. Het gezin, bestaande uit verdachte, medeverdachte en hun twee kinderen, moest van deze inkomsten leven. Daar staat tegenover dat er grote contante geldbedragen in de woning zijn aangetroffen en dat het gezin in de tenlastegelegde periode aanzienlijke geldbedragen heeft uitgegeven aan waardevolle voertuigen en goederen. Deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, rechtvaardigen zonder meer het vermoeden van een criminele herkomst van de geldbedragen die verdachte voorhanden had. Gelet hierop mag van verdachte worden verlangd dat zij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst hiervan. Over een aantal posten heeft verdachte een verklaring afgelegd. Voor zover relevant worden die verklaringen hieronder afzonderlijk besproken.
- Contant geldbedrag van €90.500
Bij de doorzoeking in de woning van verdachte aan de adres is in een verborgen ruimte in de toiletruimte een contant geldbedrag van in totaal €90.000 aangetroffen. Dit geldbedrag zat in verschillende pakketten verpakt en deze waren met tape aan de binnenzijde van de ruimte geplakt.
Verdachte heeft bij de politie geen verklaring afgelegd over het aangetroffen geldbedrag. Bij de rechter-commissaris heeft zij verklaard dat zij niet wist dat het geldbedrag in de toiletruimte lag, maar dat zij inmiddels van medeverdachte had gehoord dat het geld van de zus van medeverdachte was. Medeverdachte heeft bij de politie verklaard dat het zijn spaargeld betreft. Bij de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat het geld van naam zus is. Het geld zou eerst bij zijn moeder hebben gelegen, maar omdat zijn moeder de verantwoordelijkheid over het geld niet meer wilde, heeft naam zus het uiteindelijk bij hem geplaatst. Dit is ook door naam zus verklaard bij de rechter-commissaris. Deze verklaringen die zijn afgelegd bij de rechter-commissaris acht de rechtbank onaannemelijk, omdat zij verschillen van de verklaringen die aanvankelijk bij de politie zijn afgelegd en op elkaar lijken te zijn afgestemd. Daar komt bij dat uit de OVC-gesprekken is op te maken dat verdachte en medeverdachte met elkaar hebben gepraat over de vingerafdrukken van verdachte op de pakketten, waaruit volgt dat verdachte wel degelijk wist dat het geldbedrag in de woning lag. Op grond van het voorgaande is er naar het oordeel van de rechtbank geen andere conclusie mogelijk dan dat dit geldbedrag van €90.000 - bij gebrek aan een concrete, verifieerbare verklaring die niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is - onmiddellijk of middellijk uit misdrijf afkomstig is en dat verdachte dit geldbedrag heeft verhuld.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het witwassen van het €500 biljet dat op de kamer van naam zoon is aangetroffen.
- Contant gestorte geldbedragen van in totaal €10.140
Op de bankrekening van verdachte is in de tenlastegelegde periode een bedrag van €2.150 contant gestort. Op de bankrekening van medeverdachte is een bedrag van €7.750 contant gestort en op de bankrekening van naam zoon is een bedrag van €390 contant gestort. Dit betreft in totaal, anders dan in de tenlastelegging staat, een bedrag van €10.290. Ter zitting is geconstateerd dat in de berekening vermoedelijk een bedrag van €150 aan contante opname is afgetrokken. De officier van justitie heeft gesteld van het bedrag op de tenlastelegging uit te gaan. De hoogte van de geldbedragen is op zichzelf niet zodanig dat daaruit direct een vermoeden van witwassen voortvloeit, maar de verklaringen die verdachte en medeverdachte hierover hebben gegeven zijn onvoldoende concreet. Zij hebben niet kunnen uitleggen waar deze contante geldbedragen vandaan komen. Bovendien zijn de bedragen steeds gestort om een positief saldo op de verschillende bankrekeningen te krijgen. Bezien in het licht van de hiervoor genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat ook deze geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit misdrijf afkomstig zijn. Omdat slechts €10.140 bij deze post ten laste is gelegd, zal dat (lagere) bedrag bewezen worden verklaard.
- €45.090 €45.090 besteed aan de aanschaf en gebruik van meerdere voertuigen
De Volkswagen Golf ter waarde van €25.000 is op 8 mei 2014 aangeschaft door medeverdachte. Hij heeft een Renault Megane ingeleverd, waar hij een bedrag van
€5.000 voor kreeg. Hij heeft €10.000 contant betaald en de overige €10.000 is in twee delen overgemaakt naar de verkoper vanaf de rekening van naam zus. Medeverdachte heeft verklaard dat hij €10.000 contant van naam zus heeft gekregen en daarmee de contante betaling voor de Volkswagen heeft gedaan. Uit de bankafschriften van naam zus blijkt niet dat er in die periode een dergelijk bedrag van haar bankrekening is opgenomen. Nu na nader onderzoek naar deze verklaring van medeverdachte, deze niet aannemelijk is geworden, is de rechtbank van oordeel dat dit bedrag van €10.000 onmiddellijk of middellijk uit misdrijf afkomstig is. Verdachte wordt niet veroordeeld voor het witwassen van het geldbedrag (€5.000) dat voor de Renault Megane is verkregen en de €10.000 die door naam zus is overgemaakt aan de verkoper. Uit de berekeningen die in het dossier zijn gemaakt, maakt de rechtbank op dat deze bedragen ook niet zijn meegenomen in het genoemde totaalbedrag van €45.090.
Tijdens de doorzoeking is in de handtas van verdachte de autosleutel van een Mini Cooper aangetroffen. De auto stond in de garage onder hun appartementencomplex en de aankoopnota en de papieren werden in de woning zelf aangetroffen. De Mini is op 14 januari 2013 gekocht en kostte €23.985. De auto staat op naam van de vader van medeverdachte, maar door de verkoper van de auto is medeverdachte herkend als de man die de auto kwam kopen en kwam ophalen. De auto is contant betaald en bij de aankoop werd een Smart ingeruild ter waarde van €7.750. Zowel verdachte als medeverdachte hebben verklaard dat de Mini van de vader van medeverdachte is, maar dat hij door verdachte wordt gebruikt. Door de moeder van medeverdachte is daarentegen verklaard dat de Mini van haar is en door de vader van medeverdachte is verklaard dat de Mini van hem is, maar dat zijn familie erin rijdt. Uit onderzoek is gebleken dat verdachte de feitelijke gebruiker van de Mini is. Gelet op de voorgaande omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van verdachte hieromtrent na nader onderzoek niet aannemelijk is geworden. De rechtbank houdt het ervoor dat medeverdachte met contante gelden en door zijn eigen Smart in te leveren deze Mini voor verdachte heeft gekocht en dat zij de auto vrijwel dagelijks gebruikte. Er is niet gebleken dat medeverdachte daarvoor over voldoende legale middelen beschikte en daarom kan het niet anders zijn dan dat dit geldbedrag van €16.235 onmiddellijk of middellijk uit misdrijf afkomstig was. Verdachte wordt niet veroordeeld voor de inruilwaarde van de Smart, omdat de Smart in 2009 is gekocht en dat niet in de tenlastegelegde periode valt. Ook ten aanzien van dit bedrag maakt de rechtbank uit de berekening in het dossier op, dat alleen het bedrag van €16.235 in het totaalbedrag op de tenlastelegging is meegenomen.
De Piaggio is op 15 juni 2013 gekocht door naam zoon. Zijn naam staat ook op de factuur. De Piaggio is echter op naam gesteld van medeverdachte. De Piaggio is contant betaald voor een bedrag van €8.450 en er is een Vespa ingeruild ter waarde van €2.300. Medeverdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de eigenaar van de Piaggio is en dat hij deze met contant geld heeft betaald, maar hij wilde niet zeggen waar dit geld vandaan kwam. Zowel verdachte als medeverdachte en naam zoon hebben bij de rechter-commissaris verklaard dat naam zus het geld aan naam zoon heeft gegeven om de motor te kopen, terwijl zij dit eerder niet hebben genoemd in hun verklaringen bij de politie. Volgens naam zus heeft zij inderdaad geld aan naam zoon gegeven voor de aanschaf van de motor, maar zij kon niet vertellen wanneer zij dat heeft gedaan. Dat maakt dat die verklaring niet geverifieerd kan worden aan de hand van haar bankafschriften. Bovendien heeft zij hier tijdens haar politieverhoor niets over gezegd. Het feit dat alle betrokkenen pas bij de rechter-commissaris een verklaring hebben afgelegd over de herkomst van het geldbedrag, namelijk dat het geld van naam zus afkomstig is, maakt dat de rechtbank de verklaringen onvoldoende concreet en verifieerbaar acht. Bij gebrek aan een dergelijke verklaring over de legale herkomst van dit geldbedrag (€8.450) is de rechtbank van oordeel dat het onmiddellijk of middellijk uit misdrijf afkomstig is.
In het totaalbedrag van €40.090 op de tenlastelegging is blijkens berekeningen in het dossier een bedrag van €9.271 aan brandstofkosten opgenomen. De rechtbank acht het witwassen van een bedrag aan brandstofkosten van €9.245 bewezen. Op geen van de bankafschriften van betrokkenen is te zien dat er betaald is voor benzine. Het kan niet anders dan dat deze brandstofkosten contant betaald zijn. De verklaringen bij de rechter-commissaris dat de vrienden van naam zoon nu en dan benzine betaalden acht de rechtbank onvoldoende concreet en verifieerbaar. Bij gebrek aan een verklaring over de legale herkomst van dit bedrag, is de rechtbank van oordeel dat het onmiddellijk of middellijk uit misdrijf afkomstig is.
De rechtbank stelt vast dat het totaal bewezenverklaarde bedrag voor aanschaf en gebruik van de voertuigen €43.930 bedraagt.
- €5.500 €5.500 besteed aan een aanbetaling voor de aanschaf van een boot
In de kast achter het bed in de slaapkamer van verdachte en medeverdachte is een koopcontract aangetroffen van een boot ter waarde van €36.500, waarvan €5.500 contant is aanbetaald. Het contract staat op naam van de vader van medeverdachte.
Medeverdachte wilde bij zijn politieverhoren niet zeggen wie de aanbetaling voor de boot heeft gedaan. Bij de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat zijn vader de boot heeft gekocht. Verdachte heeft geen verklaring gegeven over de boot. De verkoper van de boot heeft medeverdachte herkend als de persoon die aanwezig was bij de aanschaf van de boot. Bovendien blijkt uit OVC-gesprekken tussen verdachte en medeverdachte dat zij bang waren dat de boot in beslag zou worden genomen. Ook zijn op de bankrekening van de vader van medeverdachte geen afschrijvingen gevonden die betrekking hadden op de aankoop van deze boot. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat medeverdachte de aanbetaling voor de boot heeft gedaan. Nu er geen concrete, verifieerbare verklaring is gegeven voor de herkomst van het bedrag, kan bewezen worden dat dit geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
- €42.120 €42.120 besteed aan consumptieve uitgaven
Op de bankafschriften van verdachte en medeverdachte zijn in de tenlastegelegde periode weinig consumptieve uitgaven zichtbaar, alleen een bedrag van €560 aan boodschappen. Uit gegevens van het NIBUD blijkt dat voor een gezin met twee kinderen in de periode van januari 2012 tot en met maart 2015 een bedrag van minimaal €42.120 uitgegeven had moeten zijn. Omdat deze uitgaven niet op de bankrekeningen zijn te zien kan het niet anders zijn dan dat zij de consumptieve uitgaven contant hebben betaald.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij wekelijks van medeverdachte €50 tot €100 contant geld kreeg om boodschappen te doen. Later hebben verdachte en medeverdachte bij de rechter-commissaris verklaard dat de ouders van medeverdachte alle boodschappen haalden voor het gezin. Gelet op het beperkte vermogen van de ouders van medeverdachte en het feit dat deze verklaringen pas bij de rechter-commissaris zijn afgelegd, acht de rechtbank deze verklaring onvoldoende concreet en verifieerbaar. Dat maakt dat het niet anders kan dan dat deze contante uitgaven (€41.560) onmiddellijk of middellijk uit misdrijf afkomstig zijn. Verdachte zal worden vrijgesproken van het witwassen van €560 die aantoonbaar zijn uitgegeven aan boodschappen.
- €58.092 €58.092 euro besteed aan de inrichting/onderhoud van de woning, een vakantiereis, kleding, elektronica, groeilampen, onderhoud van huisdieren
Bij de doorzoeking is een grote hoeveelheid aankoopbonnen aangetroffen, waarbij het grootste gedeelte van de aankopen contant zijn betaald. In totaal is in de tenlastegelegde periode een bedrag van €58.092 uitgegeven. De rechtbank stelt vast dat er in de gemaakte Excel overzichten in het dossier een aantal dubbeltellingen zitten. Naast de al verwerkte aftrek van kosten voor vervoersmiddelen en de boot, houdt de rechtbank rekening met aftrek van een nota van de Mediamarkt van 26 januari 2015 van €357,15, een stortingsbewijs van de ING van 11 februari 2015 van €500, en een nota van de Bijenkorf van 6 juni 2014 van €990. Het totaalbedrag aan aankoopbonnen komt hierdoor uit op €56.244,85.
Voor deze uitgaven is door verdachte en medeverdachte geen concrete, verifieerbare verklaring gegeven. De door getuigen bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen ten aanzien van de geboekte vakantiereis en het bed van naam zoon zijn evenmin verifieerbaar. Bovendien blijkt uit OVC-gesprekken dat er aankoopbonnen zijn verbrand en dat zij spullen uit de woning wilden verplaatsen zodat deze niet gevonden zouden worden. Er is dan ook geen andere conclusie mogelijk dan dat deze onmiddellijk of middellijk van misdrijf afkomstig zijn.
Medeplegen
Tussen verdachte en medeverdachte was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking zodat zij kunnen worden aangemerkt als medepleger. Verdachte heeft in de tenlastegelegde periode samen met medeverdachte en hun twee kinderen geleefd in de woning aan adres, waar zij samen de illegale gelden voorhanden hebben gehad, ervan hebben geleefd en van de aangeschafte goederen gebruik hebben gemaakt. Zij heeft zich daarom tezamen en in vereniging met haar partner medeverdachte schuldig gemaakt aan witwassen van geld met criminele herkomst.
Gewoontewitwassen
Verdachte heeft de hierboven bewezenverklaarde gedragingen gedurende een langere periode herhaald. Het op deze structurele wijze witwassen van geldbedragen levert naar het oordeel van de rechtbank gewoontewitwassen op.
Bewezenverklaring
Medeplegen van gewoontewitwassen
Strafoplegging
Voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar
Taakstraf van 240 uur
Lees hier de volledige uitspraak.