Kabinetsreactie bericht 'Nederland presteert zwak bij bestrijding van corruptie' en TI-rapport 'Exporting Corruption'
/Op 9 november hebben de ministers Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) en Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) in een kamerbrief bij evaluatierapport Nederland OESO Working Group on Bribery en met reactie op rapport Exporting Corruption gereageerd op het bericht 'Nederland presteert zwak bij bestrijding van corruptie' uit het Financvieel Dagblad van 13 oktober 2020. Ook geven zij de kabinetsreactie op het rapport 'Exporting Corruption' van Transparency International.
Rapport “Exporting Corruption”
Transparency International brengt tweejaarlijks het “Exporting Corruption” rapport uit. In dit rapport worden landen beoordeeld op basis van de handhaving van (het verbod op) buitenlandse omkoping in het kader van het OESO-Verdrag inzake bestrijding van omkoping van buitenlandse ambtenaren bij internationale zakelijke transacties.
TI kent hiervoor een eigen methodologie van weging van verschillende factoren. Op basis van verschillende handhavingsprestaties en het exportaandeel dat een land in de wereld heeft, krijgt het land een categorie toebedeeld. Het rapport richt zich met name op de verdragspartijen bij voornoemd OESO-Verdrag, waaronder Nederland, en enkele landen die grote export kennen maar geen partij zijn bij het OESO-Verdrag. Nederland wordt door TI geschaard in de derde categorie van “limited enforcement” oftewel beperkte handhaving. Dertien landen (verdeeld over twee categorieën) presteren beter, 15 landen bevinden zich in dezelfde categorie en 19 landen presteren volgens TI in de laagste categorie. Er wordt geen onderscheid gemaakt naar risicoprofiel van de landen waarnaar export plaatsvindt. Aangezien Nederland hoofdzakelijk exporteert naar landen met relatief goede scores volgens het TI rapport, gaat deze export met minder risico gepaard.
Nederland in TI-rapport
Het rapport benoemt allereerst een aantal strafrechtelijke onderzoeken die in Nederland zijn geopend. Op de inhoud van deze informatie kunnen wij, gelet op het opsporingsbelang, niet ingaan. Het rapport benoemt vervolgens diverse investeringen die de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden in Nederland. In de Kamerbrief van februari jl. zijn veel van deze investeringen uiteengezet. Ook recente ontwikkelingen in de financiële sector, voortvloeiend uit het plan van aanpak witwassen, worden benoemd. Op een aantal punten volgt inhoudelijke kritiek van TI.
Wetgeving
TI benoemt dat er zeer beperkt vervolging van natuurlijke personen voor buitenlandse omkoping heeft plaatsgevonden. Hierbij worden problemen met rechtsmacht benoemd als beperkende factor. Het is staand beleid van het Openbaar Ministerie om natuurlijke personen zoveel mogelijk te vervolgen. Daarbij moet vermeld worden dat onderzoeken naar buitenlandse omkoping langlopende en complexe onderzoeken zijn. Nederland kent een brede rechtsmacht en deelt het standpunt niet dat in de vervolging van natuurlijke personen de rechtsmacht het grootste obstakel is. In die gevallen waar rechtsmacht een obstakel is, zet Nederland zich actief in om informatie te delen met landen die wel rechtsmacht hebben op de betreffende natuurlijke persoon.
Sinds 1 oktober jl. is de gewijzigde OM-aanwijzing opsporing en vervolging buitenlandse corruptie van kracht. In deze aanwijzing wordt onder andere aangegeven welke factoren een rol spelen bij het bepalen van de opportuniteit van de vervolging van strafbare gevallen van buitenlandse ambtelijke corruptie. TI benoemt ook enkele elementen van het systeem van (hoge) transacties. In september jl. is de aangepaste OM-aanwijzing voor hoge transacties in werking getreden. Een groot deel van de opmerkingen wordt ondervangen door deze tijdelijke aanwijzing en de voorziene wetswijziging om een rechterlijke toets in te voeren bij hoge transacties. In deze aangepaste aanwijzing staan uitdrukkelijk criteria en aspecten voor het aanbieden van dergelijke transacties benoemd. Daarnaast onderzoekt het Openbaar Ministerie een kader voor de zelfmelding van misstanden en medewerking aan het opsporingsonderzoek door verdachte bedrijven.
Huis voor klokkenluiders
In het artikel in het FD wordt gerefereerd aan het functioneren van het Huis voor klokkenluiders. Klokkenluiders zouden onvoldoende bescherming krijgen en het nationale meldpunt voor misstanden zou sinds zijn oprichting ruim vier jaar geleden slechts drie onderzoeken hebben afgerond. Het Huis voor klokkenluiders heeft inmiddels vijf onderzoeken afgerond.
Volgens TI zou Nederland de eigen klokkenluiderswetgeving stevig moeten evalueren, alvorens de nieuwe Europese richtlijn voor klokkenluiders te implementeren. Ten aanzien van het wetsvoorstel ter implementatie van de EUrichtlijn 2019/1937 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden is de stand van zaken dat dit voorstel is aangepast naar aanleiding van de consultatiereacties en de uitvoeringstoetsen. Dit najaar wordt het wetsvoorstel vervolgens voor advies gestuurd naar de Afdeling advisering van de Raad van State. De implementatiedeadline is 17 december 2021.
UBO-register
Het rapport benoemt dat Nederland nog geen UBO-register kent en dat het voorziene register zowel financiële als praktische obstakels bevat voor gebruik door partijen zoals journalisten. De wet die het UBO-register regelt, is op 27 september jongstleden in werking getreden. In het register zijn de basisgegevens van de uiteindelijk belanghebbende18 van een vennootschap of andere juridische entiteit voor eenieder toegankelijk. Daarmee zijn onder meer personen en organisaties beter geïnformeerd om besluiten te kunnen nemen met wie zij zaken doen. Nederland vraagt om een kleine vergoeding van € 2,50 voor raadpleging van het register. Deze systematiek van bekostiging is gelijk aan de vergoeding die organisaties moeten betalen om het handelsregister van de Kamer van Koophandel te raadplegen. Het UBO-register maakt daar onderdeel vanuit. De (gewijzigde) vierde anti-witwasrichtlijn biedt een expliciete mogelijkheid voor het vragen van een vergoeding. Verschillende andere EU-lidstaten maken van deze mogelijkheid gebruik. TI wordt, naar aanleiding van een toezegging aan de Eerste Kamer, betrokken bij het monitoren van de gevolgen en effectiviteit van het UBOregister. Derhalve heeft TI zitting in de gebruikersraad van het UBO-register.
Brede bewustwording
Tot slot benoemt TI het belang van brede bewustwording op corruptie als overkoepelend thema, waarbij er niet alleen in het kader van “corporate social responsibility” en via sectoren wordt ingezet op bewustwording. Er zou, naar mening van TI, meer aandacht moeten zijn voor de risico’s en implicaties van corruptie en de invloed ervan op mensenrechten en milieu. Het bestrijden van corruptie is echter ook integraal onderdeel van het kabinetsbeleid met betrekking tot internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Op 16 oktober jongstleden heeft de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de beleidsnota ‘Van voorlichten tot verplichten: een nieuwe impuls voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemerschap’ gedeeld met de Kamer.
Daarnaast hebben partijen zoals OM, FIU en FIOD de afgelopen jaren sterk ingezet op awareness raising activiteiten bij bedrijven en de zogeheten poortwachters, zoals advocaten, accountants en banken. In de OESO-evaluatie wordt Nederland ook geprezen voor deze inspanningen. In het rapport doet TI ook een aantal specifieke aanbevelingen aan Nederland.
Artikel Financiële Dagblad
In het artikel in het FD worden nog enkele aanvullende punten benoemd, waaronder dat het OM zelden overgaat tot vervolging van buitenlandse omkoping vanwege gebrekkige capaciteit. Allereerst wordt verwezen naar de investeringen die de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden. Sinds 2016 is aanvullend budget beschikbaar gemaakt, waarbij vanaf 2018 jaarlijks 20 miljoen extra wordt geïnvesteerd in de FIOD en het OM voor de bestrijding van witwassen en corruptie. Deze investeringen hebben mede geleid tot een forse toename van het aantal onderzoeken naar buitenlandse omkoping, zoals ook in het OESOrapport is opgemerkt.
TI merkt correct op dat dit uitdagende en langlopende onderzoeken zijn mede door het internationale karakter. In tegenstelling tot TI oordeelt de OESO WGB dat het afschrikwekkende effect van transacties bij rechtspersonen in lijn is met de bepalingen van het Verdrag en wordt de hoogte van deze transacties als voldoende beoordeeld.
Tevens kent het OM specifieke richtlijnen over publicaties van hoge transacties; onderdeel hiervan is dat zowel het feitenrelaas als een persbericht worden gepubliceerd. Verder staat in het artikel dat, naar mening van TI, Nederland een vrij zwakke anti-corruptie cultuur kent. Deze mening delen wij niet. Zowel in het recente EU Rule of Law rapport, als de “Corruptions Perceptions Index” van TI wordt Nederland gekenmerkt als een land met een sterke integriteitscultuur, en is Nederland als 8ste land in deze TI wereldranglijst opgenomen.
Tot slot
De aanpak van corruptie in algemene zin, waaronder buitenlandse corruptie, is van groot belang. De evaluaties van internationale gremia zoals de VN en de OESO bieden aanbevelingen om het Nederlandse stelsel waar nodig en mogelijk verder te verbeteren. In de reeds aangekondigde integrale beleidsreactie op deze evaluaties in het voorjaar van 2021, worden waar van toepassing ook de aanbevelingen van TI meegenomen.