Kamervragen over onderzoek naar Klassenjustitie in Nederland
/Op 9 oktober zijn er kamervragen gesteld door het lid Van Nispen (SP) aan de Minister en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het onderzoek naar Klassenjustitie in Nederland. Dit naar aanleiding van de nieuwsberichten ‘Vergelijkbaar misdrijf, andere straf: wat er allemaal meespeelt in de rechtbank’ (NOS) en ‘Hoger op de ladder, lagere straf’ (De Groene Amsterdammer).
Vraag 1
Wat is uw definitie van klassenjustitie (in de strafrechtketen)?
Vraag 2
Herinnert u zich het eerdere onderzoek naar klassenjustitie in Nederland, uitgevoerd door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) naar aanleiding van mijn motie, waarin de conclusie was dat het aannemelijk is dat klassenjustitie in Nederland overal voor kan komen maar dat het aantonen van klassenjustitie erg moeilijk is en nader onderzoek zou vergen?
Vraag 3
Erkent u dat het onderzoek van NOS op 3 en Investico voor De Groene Amsterdammer grondig is aangepakt?
Vraag 4
Bent u geschrokken van de bevinding uit het onderzoek, op basis van veel data van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), waaruit blijkt dat een praktisch opgeleide verdachte met een migratieachtergrond voor hetzelfde misdrijf er slechter vanaf komt dan iemand met een theoretische opleiding zonder migratieachtergrond? Wat vindt u ervan dat bij iemand met deze kenmerken het Openbaar Ministerie (OM) vaker over gaat tot vervolging, de rechter vaker schuldig verklaart en diegene vaker naar de gevangenis wordt gestuurd?
Vraag 5
Wat is uw reactie op de volgende bevindingen uit het onderzoek:
dat een laagopgeleide verdachte met een migratieachtergrond bijna drie keer zoveel kans heeft om gevangenisstraf te krijgen als iemand zonder migratieachtergrond die een hbo- of wo-studie heeft gedaan;
dat dit geldt voor alle misdrijven samen, maar hetzelfde patroon gezien wordt voor alle vijftien delicten afzonderlijk waar naar gekeken is;
dat vooral opleiding belangrijk blijkt: hoe lager je opleiding, hoe groter de kans op gevangenisstraf. Als je een mbo-opleiding hebt gevolgd heb je voor hetzelfde delict bijna twee keer zoveel kans om naar de gevangenis gestuurd te worden als wanneer je naar de hogeschool of universiteit bent geweest?
Vraag 6
Wat is uw reactie op de opmerkingen van cultureel antropoloog Sinan Çankaya, die binnen het strafrecht «een soort onbedoelde, bijna systemische structurele ongelijkheid [ziet] die ertoe leidt dat mensen die laagopgeleid zijn, die geen baan hebben, maar ook die het Nederlands niet goed beheersen of ongedocumenteerd zijn, juist harder worden gestraft om redenen waar ze niet onmiddellijk iets aan kunnen doen»? Deelt u met hem de mening dat dit natuurlijk heel vreemd is omdat de instituties die bedoeld zijn om iedereen eerlijk te behandelen nu bevoorrechte groepen in de samenleving beschermen?
Vraag 7
Wat vindt u van de overtuiging onder een deel van de rechters dat wanneer je «hoger» op de maatschappelijke ladder staat, je meer te verliezen hebt en daardoor een lagere straf verdient? Vindt u het eerlijk en wenselijk dat de opvatting leeft dat gevangenisstraf voor mensen «onder aan de ladder» minder ingrijpend is, en zij dus een hogere straf kunnen krijgen?
Vraag 8
Wat vindt u van het gebrek aan medewerking onder officieren van justitie en rechters aan dit onderzoek?
Vraag 9
Herkent en erkent u dat er binnen de beroepsgroepen officieren van justitie en rechters weinig aandacht voor het risico op rechtsongelijkheid is, en dat niet iedereen erkent dat vooroordelen, onbedoeld en onbewust, in heel veel mensen zitten?
Vraag 10
Wat is uw reactie op de opmerkingen van rechters, zoals geciteerd in het onderzoek, dat dit thema «Kennelijk niet als prioriteit wordt gezien», «Het is gewoon geen onderwerp van gesprek», en dat weer een ander de verklaring ziet in de hoge werkdruk: «Er is onvoldoende tijd om transparantie en dialoog substantiëler en structureler vorm te geven»?
Vraag 11
Wat gaat u concreet doen, naar aanleiding van de bevindingen uit dit onderzoek? Welke concrete acties en maatregelen gaat u nemen om systematische benadeling van groepen uit de lagere sociaal economische klasse op basis van vooroordelen of andere vormen van selectiviteit in de strafrechtketen te voorkomen en te bestrijden?
Vraag 12
Erkent u, alles overziend, dat er sprake is van klassenjustitie in Nederland?