Maximale taakstraf en geldboete en 2 jaar voorwaardelijke celstraf voor fraude met tuinders
/Rechtbank Oost-Brabant 19 februari 2019, ECLI:NL:RBOBR:2019:905
De rechtbank Oost-Brabant heeft een 71-jarige man, die nu in Polen woont, veroordeeld voor het medeplegen van en leiding geven aan valsheid in geschrifte. Ook heeft hij samen met anderen jarenlang veel geld witgewassen. Op deze manier pleegde de man samen met tuinders grootschalige fraude. Hij krijgt hiervoor 240 uur taakstraf, 2 jaar gevangenisstraf voorwaardelijk en een maximale geldboete van 134.000 euro. In de zaken van de tuinders heeft het OM buiten de rechter om schikkingen getroffen.
De feiten speelden zich af tussen 2005 en 2010. In nauwe samenwerking met meer dan 20 tuinders stelde de verdachte valse koopovereenkomsten op en waste hij geld wit. Hierbij maakte hij gebruik van door hemzelf in het buitenland opgerichte rechtspersonen en een groot aantal Luxemburgse bankrekeningen. Zo creëerden ze een omvangrijk zwart-geld-circuit. Gemiddeld behaalde de verdachte een omzet van 60 miljoen euro per jaar uit de verkoop van de oogsten van de tuinders, die door Poolse arbeiders was geplukt. In de gehele periode bij elkaar werd zo’n 20 miljoen euro aan het zicht van de Belastingdienst onttrokken. Hiervan profiteerden voornamelijk de tuinders, maar dat was alleen mogelijk dankzij de verdachte met zijn web van internationale rechtspersonen en bijbehorende bankrekeningen. De verdachte speelde een centrale rol in de constructie.
‘Ze konden dit niet zonder elkaar’
Volgens de rechtbank kan niet worden gezegd dat de tuinders een ondergeschikte rolhebben vervuld. De rechtbank ziet de rollen van de verdachte en de tuinders als gelijkwaardig. Ze konden in dit verband niet zonder elkaar.
Bij het bepalen van de straf weegt de rechtbank mee dat de man (met de tuinders) anderen heeft misleid om daar zelf voordeel uit te halen. Ook leidt het witwassen tot ontwrichting van het economische en financiële verkeer, omdat daarbij de criminele herkomst van gelden wordt verhuld. In strafmatigende zin weegt mee dat het erg lang heeft geduurd voordat de officier van justitie de zaak aan de rechtbank voorlegde. De redelijke termijn is namelijk met ruim 6,5 jaar overschreden. Daarnaast heeft de rechtbank de afdoening van de zaken tegen de tuinders bij de strafmaat voor de 71-jarige verdachte betrokken. Het Openbaar Ministerie is met de tuinders buiten de strafrechter om een financiële schikking overeengekomen en een taakstraf van 120 uur. De tuinders hebben geen onvoorwaardelijke gevangenisstraffen gekregen.
Zonder de strafmatigende omstandigheden zou volgens de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere jaren passend zijn geweest. Bij het opleggen van een straf wil de rechtbank de verdachte daar treffen waar hij zijn voordeel heeft behaald, namelijk in de financiële sfeer. Daarom legt de rechtbank de wettelijk maximaal toelaatbare geldboete aan de verdachte op, waarbij de rechtbankzich realiseert dat de boete slechts een fractie is van zijn daadwerkelijk genoten voordeel. De officier van justitie heeft een vordering ingediend om geld dat de verdachte illegaal zou hebben verdiend terug te vorderen. Hierop beslist de rechtbankop een later moment.
Lees hier de volledige uitspraak.