Medeplegen of medeplichtigheid oplichting via Marktplaats?
/Rechtbank Den Haag 18 december 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:15159 Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting, meer in het bijzonder de aangiftes van benadeelde 1, benadeelde 2, benadeelde 3 en benadeelde 4, de bevindingen van de politie omtrent de betaling van geldbedragen op de bankrekening van de verdachte en van zijn neef, en de door de medeverdachte hierover bij de politie afgelegde verklaring, stelt de rechtbank vast dat medeverdachte zich in de periode van 14 september 2014 tot en met 3 februari 2015 in Den Haag en/of elders in Nederland schuldig heeft gemaakt aan oplichting van genoemde aangevers, doordat hij zich – kort samengevat - via advertenties op Marktplaats heeft voorgedaan als een bonafide verkoper (onder de valse naam 1 en/of 2) en zo genoemde aangevers heeft bewogen tot de afgifte van geld, zonder dat de afgesproken levering van goederen (zoals een X-box en/of een Playstation) plaatsvond.
De rechtbank dient te beoordelen of de verdachte hierbij betrokken is geweest en of hij kan worden aangemerkt als medepleger van of medeplichtige aan die oplichting gepleegd door medeverdachte. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Niet ter discussie staat dat de verdachte op enig moment zijn bankrekening ter beschikking heeft gesteld aan medeverdachte en dat daarop door derden geldbedragen zijn gestort die bestemd waren voor medeverdachte. Uit de bevindingen van de politie blijkt dat aangevers benadeelde 2, benadeelde 3 en benadeelde 4 een bedrag van 110 euro, respectievelijk 200 euro en 180 euro naar de bankrekening op naam van de verdachte hebben overgemaakt. Verder blijkt uit de bevindingen van de politie dat aangever (benadeelde 1) een bedrag van € 70,- euro op een bankrekening op naam van de neef van de verdachte heeft overgemaakt.
De verdachte heeft hierover ter zitting verklaard dat het klopt dat er geldbedragen op zijn bankrekening werden gestort, maar dat hij niet kon zien hoe groot deze bedragen waren omdat hij niet kon internetbankieren, noch over bankafschriften beschikte en dat medeverdachte hem telkens op de hoogte stelde wanneer er geld van zijn rekening gehaald moest worden. De verdachte pinde vervolgens deze bedragen en gaf het geld aan medeverdachte. Volgens de verdachte had medeverdachte tegen hem gezegd dat zijn ouders geld naar medeverdachte wilden overmaken, maar dat medeverdachte zelf geen bankrekening had en dat hij daarom de bankrekening van de verdachte graag daarvoor wilde gebruiken.
De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat medeverdachte bij zijn ouders thuis woonde. Indien zijn ouders geld wilden geven aan medeverdachte, hadden zij dit dus gewoon contant aan hem kunnen geven. Op de vraag waarom dit echter via de bankrekening op naam van de verdachte diende te gebeuren, kon de verdachte geen (aannemelijk) antwoord geven. Daarbij komt dat medeverdachte heeft verklaard dat de verdachte wel degelijk op de hoogte was van de oplichting via Marktplaats en dat de verdachte zelf medeverdachte had benaderd omdat hij van zijn neef had gehoord dat er gemakkelijk geld te verdienen was.
Gelet op deze gang van zaken waarbij in een korte periode meerdere geldbedragen op de bankrekening op naam van de verdachte werden gestort, de verdachte deze rekening volgens zijn eigen verklaring nagenoeg uitsluitend voor deze bedragen gebruikte, de verklaring van medeverdachte en de rekeninggegevens komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte kan worden aangemerkt als medeplichtige aan de oplichting van voornoemde aangevers. De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat uit het dossier en het verhandelde ter zitting niet is komen vast te staan dat de verdachte ook betrokken is geweest bij de oplichting van aangever benadeelde 1. Deze betaling heeft immers plaatsgevonden op de rekening op naam van de neef van de verdachte en verdere betrokkenheid van de verdachte hierbij volgt niet uit het dossier. De rechtbank zal de verdachte van dit deel van de tenlastelegging dan ook vrijspreken.
Het voorgaande houdt tevens in dat de rechtbank de verdachte van het onder 2 primair ten laste gelegde feit zal vrijspreken, nu het dossier onvoldoende bewijs bevat om tot het oordeel te komen dat tussen de verdachte en medeverdachte sprake was van een zodanig bewuste en nauwe samenwerking dat de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van de oplichting.
Verdachte wordt wegens poging zware mishandeling en medeplichtigheid aan oplichting veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 76 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren een taakstraf, zijnde een werkstraf, voor de duur van 60 uur.
Lees hier de volledige uitspraak.