Niet-ontvankelijkheid OM wegens weigering uitvoering geven aan bevel raadkamer tot verstrekken inzage in TCI-journaals
/Rechtbank Rotterdam 5 april 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:3006
Ter terechtzitting van 5 april 2017 hebben zowel de officier van justitie als de raadsvrouw aangevoerd dat de raadkamer van deze rechtbank in de onderhavige zaak, in een eerder stadium, heeft beslist dat de officier van justitie, op verzoek daartoe door de raadsman, de verdediging inzage dient te verlenen in de zogenaamde TCI-journaals.
De verdediging heeft tot op heden de verzochte TCI-journaals echter nog niet kunnen inzien; aan de door de raadkamer ingewilligde onderzoekswens is door de officier van justitie nog geen gehoor gegeven, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank heeft tot op de terechtzitting van 5 april 2017 geen inzage gehad in het dossier van de raadkamerzitting waarop bovenbedoelde zitting is genomen. Dit raadkamerdossier maakt ook geen deel uit van het dossier waar de rechtbank thans over beschikt.
Daarnaar gevraagd en gewezen op de omstandigheid dat de raadkamer van deze rechtbank reeds heeft beslist dat de officier van justitie de verdediging inzage dient te verlenen in de bedoelde TCI-journaals, heeft de officier van justitie ter terechtzitting van 5 april 2017 andermaal aangegeven dat zij aan voornoemd bevel geen gevolg kan geven. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat het standpunt van het openbaar ministerie in dezen is dat met inzage door de verdediging van de TCI-journaals de identiteit van een informant bekend zal worden, hetgeen zeer onwenselijk is. Het bekend worden van identiteiten van informanten kan levensbedreigende situaties opleveren en kan bovendien nog veel meer informatie die afgeschermd moet blijven, vrijgeven.
De raadsvrouw heeft haar verzoek tot inzage in de TCI-journaals gehandhaafd. De officier van justitie heeft andermaal gepersisteerd.
De rechtbank stelt vast dat na voormelde raadkamerbeslissing geen feiten en omstandigheden zijn bekend geworden die, waren zij ten tijde van het nemen van die beslissing aan de rechtbank bekend geweest, tot een ander oordeel zouden hebben geleid.
Evenmin hebben zich nadien omstandigheden voorgedaan die het verzuim hebben gedekt. Nu het openbaar ministerie heeft geweigerd uitvoering te geven aan een door de raadkamer gegeven bevel, is sprake van een schending van de verhouding tussen de rechterlijke macht en het openbaar ministerie die de kern van het wettelijk systeem aantast. Dit verzuim kan niet anders tot gevolg hebben dan een niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie.
Lees hier de volledige uitspraak.