Nieuwe strafrechtelijke positie opsporingsambtenaar

In het Wetboek van Strafrecht is, met ingang van 1 juli, een apart delict van kracht voor opsporingsambtenaren die schuldig zijn aan het schenden van de geweldsinstructie, met lichamelijk letsel of de dood tot gevolg. Voorheen konden zij alleen worden vervolgd voor de algemene geweldsdelicten als mishandeling en doodslag, terwijl die delicten vaak niet goed passen bij de situaties waarin opsporingsambtenaren moeten optreden en de bevoegdheid die zij hebben. Anders dan burgers hebben opsporingsambtenaren, zoals politieambtenaren, officieren van de Koninklijke Marechaussee en bepaalde BOA‘s, een geweldsbevoegdheid. Dat wil zeggen dat de overheid van hen verwacht dat zij onder voorwaarden geweld gebruiken als onderdeel van het uitoefenen van hun taak, bijvoorbeeld om de situatie weer veilig te maken. Met deze wetswijziging wordt er meer rekening gehouden met de unieke positie van opsporingsambtenaren.

Het uitgangspunt van het optreden van een opsporingsambtenaar is in alle gevallen de-escalatie. Als het echt niet anders kan, kan de opsporingsambtenaar geweld toepassen. Het gebruik van geweld moet gemeld worden en getoetst worden. Als geweld tot (zwaar) lichamelijk letsel of de dood heeft geleid, wordt altijd onderzoek verricht door de Rijksrecherche of de afdeling VIK (Veiligheid, Integriteit en Klachten) van de politie.

Strafbaarstelling

Als opsporingsambtenaren zich niet aan hun geweldsinstructie (dat zijn regels die gelden voor het gebruik van geweld) houden, kunnen zij hiervoor gestraft worden. Het openbaar ministerie heeft vanaf 1 juli de mogelijkheid om dat te doen voor het nieuwe delict ‘schenden van de geweldsinstructie’. Dit delict is bedoeld voor gevallen waarin een opsporingsambtenaar de geweldsinstructie overtreedt doordat hij onvoorzichtig heeft gehandeld of een verkeerde inschatting heeft gemaakt. Indien een opsporingsambtenaar welbewust de geweldsinstructie schendt door bijvoorbeeld (zeer) disproportioneel geweld te gebruiken blijft het mogelijk om opsporingsambtenaren te vervolgen voor de al bestaande geweldsdelicten, zoals mishandeling en doodslag. De maximale straffen voor geweldsmisdrijven zijn voor iedereen in Nederland gelijk. Dus als een agent voor mishandeling of doodslag wordt gestraft kan hij dezelfde straf krijgen als ieder ander die daarvoor door de strafrechter zou worden veroordeeld. Het openbaar ministerie beslist voor welk delict de betrokken opsporingsambtenaar wordt vervolgd.

Ook de Ambtsinstructie wijzigt met ingang van 1 juli 2022. De Ambtsinstructie bevat regels voor het gebruik van geweld en is daarmee een onderdeel van de geweldsinstructie. Met ingang van 1 juli zijn de inzetcriteria voor geweld- en vrijheidsbeperkende middelen geactualiseerd en verduidelijkt.

Print Friendly and PDF ^