Noordelijke Fraudekamer legt veroordeelde de verplichting op om €1.339.000 te betalen ter ontneming van WVV uit frauduleuze opbrengsten uit de exploitatie van 0900-nummers
/Rechtbank Noord-Nederland 19 november 2014, ECLI:NL:RBNNE:2014:5699
Bij vonnis van 23 december 2013 is veroordeelde door de rechtbank veroordeeld ter zake van (1) het feitelijk leidinggeven aan het medeplegen van oplichting, gepleegd door de rechtspersonen bedrijfsnaam 1 en bedrijfsnaam 2, in de periode van 17 december 2004 tot en met 18 augustus 2007, en (2) het gewoontewitwassen van een groot aantal geldbedragen, in de periode van 17 december 2004 tot en met 19 februari 2008.
Op grond van deze veroordeling kan aan veroordeelde de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit de baten van de ingevolge dat vonnis bewezenverklaarde feiten en soortgelijke feiten.
Ter terechtzitting van 8 oktober 2014 heeft de officier van justitie geconcludeerd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden vastgesteld op € 898.574,00.
Bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft de rechtbank als uitgangspunt genomen de bevindingen van de verbalisanten, zoals neergelegd in het hierboven genoemde proces-verbaal van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Voor wat betreft de opbrengsten komt de rechtbank tot de volgende berekening:
- In de periode 1 april 2003 t/m 31 januari 2005 zijn er door de exploitatie van 0900 betaalnummers (beheerd door bedrijfsnaam 3 en bedrijfsnaam 2) op frauduleuze wijze omzetten gegenereerd. Bedrijfsnaam 1 ontving in deze periode in totaal netto € 2.277.462,88 aan opbrengsten van de platformhouder bedrijfsnaam 4.
- In de periode 1 december 2004 t/m 31 maart 2007 zijn er door de exploitatie van 0900 betaalnummers (beheerd door bedrijfsnaam 3 en bedrijfsnaam 2) op frauduleuze wijze omzetten gegenereerd. Bedrijfsnaam 2 ontving in deze periode in totaal netto € 2.949.123,18 aan opbrengsten van de platformhouder bedrijfsnaam 4.
- In de periode 1 maart 2007 t/m 31 mei 2008 zijn er door de exploitatie van 0900 betaalnummers (beheerd door bedrijfsnaam 3 en bedrijfsnaam 2) op frauduleuze wijze omzetten gegenereerd. Bedrijfsnaam 3 ontving in deze periode in totaal € 486.921,48 aan opbrengsten van de platformhouder bedrijfsnaam 4.
- In de periode 1 maart 2007 t/m 31 mei 2008 zijn er door de exploitatie van 0900 betaalnummers (beheerd door bedrijfsnaam 3 en bedrijfsnaam 2) diverse direct aan deze exploitatie te liëren kosten betaald. Het bedrijf bedrijfsnaam 3 betaalde in de genoemde periode in totaal de volgende gespecificeerde kosten:
- A. Advertentiekosten € 92.065,06
- B. Personeelskosten uitzendbureaus € 00,00
- E. Kosten vragenlijst € 100,00
- G. Andere kosten € 100.920,47
- Totaal € 193.085,53
De rechtbank acht op grond van het dossier voldoende aannemelijk dat de veroordeelde ook in de periode van 1 april 2003 tot en met 17 december 2004, die voorafgaat aan de in de strafzaak bewezenverklaarde periode, de opbrengsten heeft genoten die vanwege de frauduleuze exploitatie van 0900-nummers door de veroordeelde door de platformhouder zijn uitbetaald.
Op grond van dossier heeft de rechtbank verder vastgesteld dat de opbrengsten die zijn ontvangen op de bankrekeningen van de rechtspersonen bedrijfsnaam 1 en bedrijfsnaam 2 door de veroordeelde en zijn mededader zijn verdeeld door de veroordeelde van verdachte en mededader aan de hand van de door hen afgesproken percentages van respectievelijk 20% en 80%. Uit deze afspraken volgt naar het oordeel van de rechtbank bovendien dat de kosten voor de exploitatie in deze periode geheel voor rekening kwamen van mededader.
De betalingen aan bedrijfsnaam 3 in de periode van 1 maart 2007 en 31 mei 2008 zijn naar het oordeel van de rechtbank geheel ten goede gekomen aan de veroordeelde, nu hij enig bestuurder en aandeelhouder van deze onderneming was en als enige was gemachtigd tot de bankrekening waarop de betreffende gelden terecht zijn gekomen.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel voor de veroordeelde bedraagt op basis van het vorenstaande:
- Opbrengsten bedrijfsnaam 1 (0.2 x € 2.277.462,88) € 455.492,58
- Opbrengsten bedrijfsnaam 2 (0.2 x € 2.949.123,18) € 589.824,64
- Opbrengsten bedrijfsnaam 3 € 486.921,48
- Totaal € 1.532.238,70
- AF Kosten bedrijfsnaam 3 € 193.085,53
- Totaal € 1.339.153,17
Toerekening voordeel
De rechtbank zal op grond van het hiervoor overwogene en gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht bepalen dat veroordeelde ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel ten aanzien van de hiervoor vermelde feiten het bedrag van € 1.339.000,00 aan de Staat dient te betalen.
Lees hier de volledige uitspraak.