Onderzoek Sprinkhaan: veroordeling wegens medeplegen van hypotheekfraude

Rechtbank Noord-Nederland 28 januari 2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:251

De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte de genoemde koopovereenkomst, arbeidsovereenkomst en detacheringsovereenkomst heeft ondertekend terwijl zij wist dat de inhoud van deze stukken onjuist was en dat zij deze valselijk opgemaakte stukken tezamen met de door anderen valselijk opgemaakte salarisspecificatie en werkgeversverklaring aan de Bank of Scotland heeft gezonden dan wel doen toekomen als ware deze stukken echt en onvervalst om een hypotheek versterkt te krijgen. De officier van justitie acht bewezen dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging met medeverdachte heeft gepleegd.

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte dit feit (al dan niet tezamen en in vereniging met medeverdachte) heeft gepleegd. Verdachte heeft de genoemde koopovereenkomst op verzoek van medeverdachte ondertekend, nadat hij haar had verteld dat de woning aan straatnaam was verkocht. Op dat moment wist verdachte niet en had zij evenmin moeten vermoeden dat deze koopovereenkomst vals was. Uit het dossier blijkt voorts niet dat verdachte de genoemde arbeidsovereenkomst en detacheringsovereenkomst aan de bank heeft gezonden. Van belang is tenslotte dat medeverdachte de hypotheekaanvraag heeft geregeld. Verdachte heeft weliswaar enkele stukken op zijn verzoek ondertekend, maar deze stukken heeft zij panklaar aangeleverd gekregen en zij heeft bij de ondertekening en inzending van de stukken volledig vertrouwd op de verklaring van medeverdachte dat het allemaal goed zou komen. De rol van verdachte is derhalve dusdanig beperkt geweest dat van een nauwe en bewuste samenwerking geen sprake is geweest.

Oordeel van de rechtbank

Deze zaak komt voort uit het onderzoek genaamd “Sprinkhaan” van de Belastingdienst/Fiod naar medeverdachte. Verdachte wordt verweten dat zij, al dan niet tezamen en in vereniging met medeverdachte, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse stukken - als ware deze echt en onvervalst - om een hypotheek voor een woning aan straatnaam te Surhuisterveen te verkrijgen.


Beoordeling van het ten laste gelegde

De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten.

Verdachte was woonachtig aan de straatnaam te Drogeham. Omdat zij zich op dat adres niet langer veilig voelde vanwege bedreigingen en mishandeling door personen die op zoek waren naar medeverdachte medeverdachte, had zij de wens uitgesproken om te verhuizen. Na een bezichtiging van de woning aan straatnaam te Surhuisterveen is door verdachte het voorlopig koopcontract getekend, waarna op haar naam op 1 mei 2014 een hypotheek-aanvraag bij de Bank of Schotland is gedaan.

Op 8 mei 2014 heeft de Bank of Schotland aan verdachte een offerte gezonden waarin stond vermeld dat er een aantal bescheiden in het bezit van de Bank of Schotland moesten worden gesteld, waaronder een recente, originele werkgeversverklaring van verdachte, een recente salarisstrook van verdachte, een kopie arbeidsovereenkomst van verdachte en een door alle partijen getekende verkoopakte van de huidige woning van verdachte.

Medeverdachte medeverdachte heeft tegenover de FIOD erkend dat hij de volgende stukken valselijk heeft opgemaakt dan wel laten opmaken:

- een koopovereenkomst van straatnaam te Drogeham van 16 april 2014;

- een arbeidsovereenkomst van 29 maart 2014;

- een salarisspecificatie over de maand april 2014;

- een werkgeversverklaring van 24 april 2014;

- een detacheringsovereenkomst van 29 maart 2014.

Verdachte heeft met betrekking tot al deze stukken verklaard dat zij deze geschriften, met uitzondering van de salarisspecificatie en werkgeversverklaring, in opdracht van medeverdachte medeverdachte heeft ondertekend. In de arbeidsovereenkomst staat in strijd met de waarheid vermeld dat zij per 1 april 2014 voor onbepaalde tijd als vertegenwoordiger in dienst trad/werkzaam zou zijn bij bedrijf 1. In de salarisspecificatie staat in strijd met de waarheid vermeld dat zij in de maand april 2014 21,67 dagen heeft gewerkt bij bedrijf 1 en een bruto salaris van € 4.364,74 en een netto salaris van € 3.000,- genoot. In de werkgeversverklaring staat in strijd met de waarheid vermeld dat zij per 1 april 2014 als vertegenwoordiger voor onbepaalde tijd in dienst was en werkzaam was bij bedrijf 1 en dat zij een bruto jaarsalaris van € 52.376,88 genoot en dat zij een vakantietoeslag van € 4.190,15 genoot. In de detacheringsovereenkomst staat in strijd met de waarheid vermeld dat zij per 1 april 2014 voor onbepaalde tijd als vertegenwoordiger door bedrijf 1 gedetacheerd werd bij bedrijf 2.

Verdachte ontkent dat zij wist dat de koopovereenkomst van de woning aan straatnaam te Drogeham valselijk was opgemaakt door verdachte. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte de koopovereenkomst als verrassing voor haar had geregeld en dat zij geen aanleiding had om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Daarnaast ontkent verdachte dat zij verantwoordelijk is geweest voor het sturen van alle bovengenoemde geschriften naar de Bank of Schotland. Tegenover de FIOD heeft zij verklaard dat zij alleen de in bijlage D-50 genoemde bescheiden heeft ingestuurd.

De rechtbank overweegt hierover het volgende.

De rechtbank is ten aanzien van de koopovereenkomst van oordeel dat verdachte voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet wist dat deze valselijk was opgemaakt door medeverdachte medeverdachte. Dit maakt dat verdachte van dit gedeelte van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.

Voor de arbeidsovereenkomst, detacheringsovereenkomst, salarisspecificatie en werkgeversverklaring geldt dat verdachte moet hebben geweten dat deze vals waren, nu deze stukken evident een arbeidsverhouding beschrijven die feitelijk niet bestond.

De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het gebruik maken van deze valse geschriften tezamen en in vereniging met medeverdachte medeverdachte. Er was sprake van een gezamenlijk plan en een gezamenlijke uitvoering om de Bank of Scotland te bewegen om een hypotheek aan verdachte te verstrekken. Daarbij heeft medeverdachte medeverdachte weliswaar het voortouw genomen, maar verdachte was op de hoogte van de vervalsingen, heeft daar haar handtekening op gezet en heeft er voor zorggedragen dan wel niet belet dat de stukken aan de Bank of Scotland werden gezonden. Ten aanzien van dat laatste wijst de rechtbank erop dat voor een bewezenverklaring van het tezamen en in vereniging plegen van het ten laste gelegde gebruik maken niet vereist is dat vast is komt te staan wie de in de tenlastelegging genoemde geschriften daadwerkelijk heeft verstuurd naar de Bank of Schotland. Voldoende is dat vast komt te staan dat verdachte de door medeverdachte medeverdachte valselijk opgemaakte geschriften heeft ondertekend in de wetenschap dat deze stukken gebruikt zouden worden om bij de Bank of Schotland een hypotheek te verkrijgen voor de woning aan straatnaam te Surhuisterveen en dat deze geschriften aan de Bank of Scotland zijn gezonden.

Vast staat dat alle in de tenlastelegging genoemde stukken aan de Bank of Scotland zijn gezonden. Immers, deze zijn na een vordering tot uitlevering van de Bank of Scotland verkregen. Dit betekent dat niet enkel de door verdachte zelf aan de Bank of Scotland gezonden stukken, maar ook de andere stukken die aan de Bank of Scotland zijn toegezonden aan verdachte worden toegerekend.

Bewezenverklaring

  • Medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

Strafoplegging

  • een taakstraf voor de duur van 80 uren.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^