Onderzoek Temsche: criminele organisatie die zich in 2012 en 2013 op grote schaal heeft beziggehouden met het plegen van toeslagenfraude

Rechtbank Noord-Nederland 3 april 2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:1168

Verdachte heeft deel uitgemaakt van een criminele organisatie die zich in 2012 en 2013 op grote schaal heeft beziggehouden met het plegen van toeslagenfraude. Daarbij is misbruik gemaakt van de digitale identiteit (DigiD) van enkele honderden bewoners van studentenflats in Groningen. Via verdachte, die werkzaam was als belastingambtenaar, kon de organisatie beschikken over de persoonsgegevens van de studenten die waren opgeslagen in de systemen van de Belastingdienst, waaronder hun burgerservicenummer (BSN). Aan de hand van deze gegevens werden vervolgens nieuwe activeringscodes voor DigiD aangevraagd bij Logius, waarna de brieven met deze codes gestolen werden uit de brievenbussen in de hal van de doorgaans makkelijk toegankelijke studentenflats.

Met deze codes had de organisatie toegang tot DigiD en konden huur- en zorgtoeslagen op naam van de studenten worden aangevraagd. Daarbij werd ook het bankrekeningnummer gewijzigd, zodat de uitbetaling telkens plaatsvond op van te voren verzamelde of speciaal daartoe geopende bankrekeningen waarvan de bankpassen en pincodes in handen waren van de organisatie. Het door de Belastingdienst gestorte geld werd meteen daarna contant opgenomen en verdween zo uit het zicht. Op deze wijze is er voor enkele honderdduizenden euro’s onterecht aan toeslagen uitgekeerd.

Verdachte heeft bij deze grootschalige en geraffineerde fraude een cruciale rol gespeeld door de noodzakelijke persoonsgegevens te verzamelen uit de systemen waartoe hij als belastingambtenaar toegang had. Daarnaast heeft hij meegeholpen bij het aanvragen van nieuwe DigiD-activeringscodes en van de huur- en zorgtoeslagen. De rechtbank laat bij de strafoplegging meewegen dat het misbruik van vertrouwelijke persoonsgegevens, zeker op een schaal als deze, tot veel onrust in de samenleving leidt en het vertrouwen in de betrouwbaarheid van de overheid ondermijnt. Als uitgangspunt hanteert de rechtbank voor deze fraude een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. Extra zwaar in het geval van Verdachte weegt dat hij, met grove schending van zijn ambtsgeheim, zijn bijzondere positie als belastingambtenaar heeft misbruikt om de fraude mogelijk te maken. Om die reden komt de rechtbank in zijn geval tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden. De rechtbank heeft daarbij nog overwogen dat er weliswaar geruime tijd is verstreken tussen de strafbare feiten en de uiteindelijke berechting, maar dat dit inherent is aan een complex onderzoek naar een dergelijke geraffineerde vorm van fraude, zodat dit tijdsverloop geen invloed heeft op de straf.
 

Achtergrond

In deze strafzaak gaat het om een groep verdachten die terecht staat voor -kort gezegd- het misbruiken van DigiD teneinde fraude met huur en/of zorgtoeslagen te plegen. DigiD is een afkorting voor Digitale Identiteit, een systeem waarmee de Nederlandse overheid op internet iemands identiteit kan verifiëren. Logius is het uitvoeringsorgaan van de overheid dat verantwoordelijk is voor DigiD.

De tenlasteleggingen van Verdachte en zijn medeverdachten zijn gebaseerd op het door de politie Eenheid Noord-Nederland en (later) door de Bovenregionale Recherche Noord- en Oost Nederland uitgevoerde onderzoek Temsche. Dit onderzoek is op 19 augustus 2013 opgestart nadat op 11 en 12 juni 2013 twee studenten, wonende in een studentenflat aan de straatnaam te Groningen, bij Logius melding hadden gemaakt van DigiD-fraude. Zij hadden beschikkingen ontvangen van de Belastingdienst betreffende toeslagen die niet door hen waren aangevraagd.

Uit het door Logius ingestelde (vervolg)onderzoek bleek dat er op naam van tientallen bewoners van de flat aan de straatnaam digitaal DigiD-accounts waren aangevraagd, waarvan de codes door Logius aan hen waren toegestuurd. Opvallend was dat de verdachten kennelijk de beschikking hadden over de NAW-gegevens, geboortedatum en Burgerservicenummers (BSN) van de betrokkenen. Deze gegevens waren immers nodig om op de website van Logius een nieuwe activeringscode voor DigiD aan te vragen. Tevens viel op dat de verdachten kennelijk de door Logius aan de gedupeerden toegestuurde brieven in handen konden krijgen, nu uit het onderzoek bleek dat de activeringscodes ook daadwerkelijk waren gebruikt om binnen de DigiD-omgeving de gegevens van de (oorspronkelijke) aanvragers te veranderen. In dit geval werd het bankrekeningnummer aangepast en/of het inkomen gewijzigd, waarna met behulp van DigiD bij de Belastingdienst/Toeslagen te Utrecht zorg- en huurtoeslag werd aangevraagd, uit te betalen op de eerder gewijzigde bankrekeningnummers. Door Logius werd op dat moment geconstateerd dat er bij 118 DigiD-accounts mogelijk fraude was gepleegd. Al deze 118 DigiD-accounts waren afkomstig uit Groningen. Logius heeft hiervan op 25 juni 2013 en op 30 augustus 2013 aangifte gedaan en heeft een lijst met de bedoelde DigiD-accounts, en de door Logius geregistreerde inloggegevens, ter beschikking gesteld aan de politie.

De politie heeft aan de hand van de door Logius verstrekte gegevens, in combinatie met de aangiftes van een groot aantal individuele gedupeerden, vastgesteld dat er tussen 14 februari 2013 en 25 oktober 2013 370 aanvragen voor DigiD-activeringscodes en toeslagen zijn gedaan voor bewoners van verschillende (studenten)flats in Groningen. Het gaat daarbij om adressen gelegen in de straatnaam, straatnaam, straatnaam, straatnaam, straatnaam en straatnaam. Bij deze vaststelling is overigens van belang dat Logius pas in 2013 is begonnen met het opslaan van inloggegevens; over 2012 waren deze gegevens niet beschikbaar.

Ook door de Belastingdienst is onderzoek verricht en aangifte gedaan. Aan de hand van de lijst van 370 gedupeerden heeft de Belastingdienst geconstateerd dat de aanvragen voor huur- en zorgtoeslag telkens groepsgewijs vanaf hetzelfde IP-adres werden gedaan, in een dermate hoog tempo achter elkaar dat het onwaarschijnlijk is dat dit door individuele aanvragers gebeurde, dat de aanvragen groepsgewijs betrekking hadden op bewoners van dezelfde adressen, dat de toeslagen uitgekeerd moesten worden op een beperkt aantal bankrekeningen en dat de inkomens- en huurgegevens die aan de aanvragen ten grondslag werden gelegd iedere keer hetzelfde waren.

Op 05 november 2013 zijn medeverdachte 2, medeverdachte 3, medeverdachte 5, medeverdachte 8 en medeverdachte 9 op heterdaad aangehouden nabij de flat aan de straatnaam te Groningen op verdenking van vermoedelijke diefstal van poststukken uit brievenbussen van de flat aan de straatnaam te Groningen. In de gebruikte auto, bij verdachten medeverdachte 2 en medeverdachte 3 en bij de doorzoeking in hun woning aan de straatnaam te Hoogezand werden vervolgens meerdere voorwerpen aangetroffen die gerelateerd konden worden aan de vorm van DigiD-fraude waarvan Logius en de Belastingdienst aangifte hadden gedaan. Op een aantal van deze stukken komt de rechtbank hieronder nog nader terug. Onder meer trof de politie op een telefoon die in gebruik was bij medeverdachte 2 werden meerdere DigiD-gerelateerde sms-berichten aan, afkomstig van een telefoonnummer welke op naam stond van de Belastingdienst te Apeldoorn. Verdachte medeverdachte 1 bleek de houder/gebruiker van dit betreffende telefoonnummer en als ambtenaar werkzaam te zijn bij de Belastingdienst. Daarbij is van belang dat hij in die hoedanigheid beschikte over de mogelijkheid om via de systemen van de Belastingdienst NAW-gegevens en Burgerservicenummers te achterhalen.

Uit onderzoek naar de bij de DigiD-aanvragen gebruikte IP-adressen bleek vervolgens dat veel aanvragen vanuit het naam hotel te Emmeloord waren gedaan. Enkele dagen na de aanvragen werden de betreffende DigiD-accounts opnieuw vanuit hetzelfde hotel te Emmeloord geactiveerd en werden er vervolgens zorg- en/of huurtoeslagen aangevraagd bij de Belastingdienst/Toeslagen. Uit de gastenlijst van het hotel bleek dat gedurende de dagen dat de aanvragen voor nieuwe DigiD-accounts werden gedaan en gedurende de dagen dat de accounts werden geactiveerd en zorg- en/of huurtoeslagen werden aangevraagd, steeds een kamer was gehuurd door Verdachte medeverdachte 4, de echtgenote van Verdachte medeverdachte 1.

Op 18 februari 2014 zijn de verdachten medeverdachte 1, medeverdachte 4 en hun zoon Verdachte buiten heterdaad aangehouden en vervolgens, naar aanleiding van hun verklaringen en nader onderzoek naar historische verkeersgegevens, waarop de rechtbank later nog terugkomt, op respectievelijk 29 juli 2014 en 8 augustus 2014 de verdachten medeverdachte 6 en medeverdachte 7.
 

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde primair betoogd dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging voor dit feit nu niet tevens door de benadeelde bewoners een klacht is ingediend. Subsidiair stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat Verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken omdat geen sprake was van medeplegen.

Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van dan wel medeplichtigheid aan gekwalificeerde diefstal heeft de raadsvrouw betoogd dat Verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Ten aanzien van het onder 3 primair en 4 primair ten laste gelegde medeplegen van oplichting en valsheid in geschrift heeft de raadsvrouw betoogd dat Verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat hooguit kan worden gekomen tot bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde varianten, te weten medeplichtigheid aan oplichting en valsheid in geschrift, hoewel zij het bewijs hiervoor mager acht.

Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde medeplegen van witwassen stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat de in de tenlastelegging genoemde gedragingen zo nauw samen hangen met het gronddelict dat zij niet kunnen worden aangemerkt als de voor witwassen vereiste extra verhullende handeling na het ontvangen van uit misdrijf verkregen geld. Nu het enkel voorhanden hebben of verwerven niet gekwalificeerd kan worden als witwassen moet dit leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging voor dit feit. Subsidiair stelt de raadsvrouw dat de ten laste gelegde periode moet worden beperkt tot 20 november 2013 en dat het witwasbedrag moet worden verminderd, in elk geval met het bedrag waarvoor onder katvangers beslag is gelegd, te weten EUR 161.000.

Ten aanzien van feit 6 heeft de raadsvrouw betoogd dat de bijdrage van Verdachte te gering is geweest om te oordelen dat hij tot de organisatie heeft behoord. Verdacht dient van dit feit te worden vrijgesproken. Subsidiair stelt de raadsvrouw dat dat de ten laste gelegde periode in elk geval niet langer kan voortduren na november 2013.
 

Overwegingen met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachten bij de fraudeconstructie

Uit het geschetste onderzoek volgt dat het voor het plegen van de DigiD-fraude zoals die in het onderhavige geval heeft plaatsgevonden, nodig was om verschillende stappen te doorlopen. In de eerste plaats moesten de persoonsgegevens (NAW, BSN, geboortedatum) van de gedupeerden worden achterhaald. Daarna kon aan de hand van deze gegevens digitaal een (nieuwe) activeringscode voor het betreffende DigiD-account worden aangevraagd bij Logius. Deze activeringscodes werden door Logius per post toegezonden aan het GBA-adres van de aanvragers en werden daar doorgaans 2 tot 3 dagen later bezorgd. De brieven van Logius moesten op dat moment worden onderschept, zodat de verdachten over de codes konden beschikken. Uit het onderzoek, waarover hieronder nader meer, is komen vast te staan dat dit gebeurde door de post uit de brievenbussen te stelen; voor de aanvragen waren gedaan was onderzocht of bepaalde flats vrijelijk toegankelijk waren of niet. In een aantal gevallen kon de post zonder nadere handelingen worden weggenomen, in andere gevallen is kennelijk gebruik gemaakt van een loper of andere vorm van valse sleutel.

Nadat de activeringscodes in handen waren gekomen van de verdachten, werden aan de hand hiervan gegevens (bankrekeningnummer, inkomen) gewijzigd en bij de Belastingdienst toeslagen aangevraagd. Daarvoor was nodig dat de verdachten over bankrekeningen beschikten en uit onderzoek, waarover opnieuw hieronder meer, is gebleken dat verschillende (kwetsbare) personen hiervoor als katvanger zijn benaderd. Als laatste stap werd bewerkstelligd dat de gelden, die op de gewijzigde bankrekeningen van de katvangers waren uitbetaald, in handen van de verdachten kwamen, doorgaans door contante opnames bij pinautomaten.

Bij elk van deze stappen zijn strafbare feiten gepleegd. Al deze stappen waren samen nodig om tot een succesvolle voltooiing van de fraude te kunnen komen. Behoudens contra-indicaties moet dus worden aangenomen dat iedere Verdachte die opzettelijk bij één of meer van deze stappen betrokken is geweest, en daaraan een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd, wetenschap had van de gehele fraudeconstructie en de daarvoor noodzakelijke (andere) stappen en derhalve ook als medepleger van de daarbij behorende strafbare feiten moet worden aangemerkt, ook al heeft hij of zij geen feitelijke uitvoering daaraan gegeven.

Gezien de inhoud van de tenlasteleggingen, die voor de verschillende verdachten in onderhavige zaken overwegend gelijkluidend zijn, ziet de rechtbank aanleiding om de vraag of en in hoeverre de ten laste gelegde feiten ten aanzien van de verschillende verdachten bewezen kunnen worden verklaard, hieronder tegelijk te beantwoorden voor de verdachten medeverdachte 1, medeverdachte 4, verdachte, medeverdachte 2, medeverdachte 6 en medeverdachte 7. De rechtbank stelt daarbij voorop dat zij bij de beoordeling van de betrokkenheid van de verschillende verdachten bij de verschillende strafbare feiten in belangrijke mate de verklaringen die de Verdachte medeverdachte 2 als Verdachte en als getuige ter terechtzitting heeft afgelegd (en die in de strafzaken van de andere verdachten zijn gevoegd) als uitgangspunt heeft genomen. medeverdachte 2 heeft een gedetailleerde verklaring afgelegd over de wijze waarop de fraude is opgezet en uitgevoerd en de rechtbank acht die verklaring, ook al is deze door een medeverdachte met zijn eigen (proces)belang afgelegd, voldoende betrouwbaar om voor het bewijs te bezigen,, zoals hieronder nog nader wordt uiteengezet,

Verder overweegt de rechtbank in algemene zin als volgt.

Uit de aangiftes van Logius en de Belastingdienst/Toeslagen blijkt, zoals hierboven eerder overwogen, dat (DigiD-)fraude is gepleegd op naam van bewoners/gedupeerden, woonachtig aan de straatnaam (vanaf maart 2012), de straatnaam (vanaf 08 april 2013), de straatnaam (vanaf 14 juni 2013), de straatnaam (vanaf 18 juli 2013), de straatnaam (19 oktober 2013) en de straatnaam (19 oktober 2013) te Groningen.

Naast de aangiftes van Logius en de Belasingdienst/Toeslagen, is aangifte gedaan door een groot aantal natuurlijke personen van wie de identiteit is misbruikt voor het plegen van fraude. De rechtbank benoemt de navolgende aangiftes met name, ter illustratie hoe de hiervoor geschetste fraudeconstructie in de praktijk in zijn werk ging.

De aangifte van slachtoffer 7, wonende straatnaam te Groningen. Aangever ontving op 5 september 2012 een brief van de Belastingdienst betreffende een wijziging rekeningnummer. Het betrof rekeningnummer rekeningnummer. Dit rekeningnummer is niet van aangever en hij heeft ook geen zorg- en huurtoeslag aangevraagd. Gebleken is dat de tenaamstelling van rekeningnummer naam 1 betreft. Deze bankrekening is geopend op 10 januari 2012 en hij is vervallen per 30 oktober 2012. Uit de verkregen rekeningafschriften blijkt dat er op 11 september 2012 €1.206 aan huurtoeslag en €621 aan zorgtoeslag is bijgeschreven. Op 20 september 2012 is er €72 aan zorgtoeslag bijgeschreven. Uit deze rekeningafschriften blijkt dat hierop ook zorg- en huurtoeslagen worden bijgeschreven van naam 2, naam 3, naam 4, naam 5, naam 6 en naam 7. Deze toeslagen zijn allemaal bijgeschreven op 11 en 20 september 2012.

Uit de verstrekte lijst van de Belastingdienst/Toeslagen blijkt dat zij in 2012 daadwerkelijk €1.206 (huurtoeslag) en €693 (zorgtoeslag) hebben uitbetaald aan aangever slachtoffer 7, wonende aan de straatnaam te postcode Groningen. Het begunstigde IBAN was rekeningnummer t.n.v. naam 1.

De aangifte van slachtoffer 8, wonende straatnaam te postcode Groningen. Aangever heeft verklaard dat met zijn DigiD-account bij de Belastingdienst een wijziging is door gegeven voor het uitbetalen van zorg- en huurtoeslag. Het geld van deze toeslagen is uitbetaald op bankrekening rekeningnummer. Dit is niet aangevers rekeningnummer en hij heeft geen toeslagen aangevraagd. Gebleken is dat de tenaamstelling van IBAN rekeningnummer naam 8 betreft.

Bij de doorzoeking in de woning aan de straatnaam te Hoogezand is de bijbehorende bankpas van bankrekening rekeningnummer in beslag genomen. Op deze bankpas staat vermeld "uw tijdelijke bankpas" en achterop deze bankpas staan de cijfers nummer.

Uit de verstrekte lijst van de Belastingdienst/Toeslagen blijkt dat de Belastingdienst/Toeslagen op 20 juni 2013 een bedrag van €2.114 (huurtoeslag) en €616 (zorgtoeslag) heeft overgemaakt naar aangever slachtoffer 8. Uit de verstrekte lijst van Logius blijkt betreffende aangever slachtoffer 8 het volgende: op 9 april 2013 tussen 12.02 en 12.04 uur is er een nieuw DigiD-account aangevraagd, waarbij er een controle e-mail is verzonden naar emailadres @gmail.com.

De aangifte van slachtoffer 9, wonende straatnaam te Groningen. Aangeefster heeft gebeld met DigiD en kreeg te horen dat er voor haar een nieuw account was aangevraagd en haar bankrekeningnummer is gewijzigd. Zij heeft dit zelf niet aangevraagd en het opgegeven rekeningnummer IBAN rekeningnummer is niet van aangeefster. Aangeefster heeft verklaard dat haar huur is gewijzigd en dat er huurtoeslag is aangevraagd op haar naam. Gebleken is dat de tenaamstelling van rekeningnummer

Medeverdachte 5, wonende aan de straatnaam, postcode Groningen, betreft. Medeverdachte 5 heeft hierover verklaard dat hij met medeverdachte 2 en medeverdachte 3 naar de ING bank is gegaan om een bankrekening te openen en dat hij zijn identiteitsbewijs en de bankpas aan medeverdachte 2 en medeverdachte 3 heeft gegeven.

Uit de fouillering van Verdachte medeverdachte 2 is de bijbehorende bankpas van bankrekening rekeningnummer in beslag genomen. Op deze bankpas staat vermeld "uw tijdelijke bankpas" en achterop deze bankpas staan de cijfers nummer. Uit de documenten B.01.04.15.01 en AH-073 blijkt dat "nummer" de pincode van deze bankpas is. Hieruit blijkt voorts dat Verdachte medeverdachte 2 feitelijk kan beschikken over deze bankrekening. Uit de verstrekte lijst van de Belastingdienst/Toeslagen blijkt dat er gepoogd is om de Belastingdienst/Toeslagen medio 25 oktober 2013 een bedrag van €1.534 (huurtoeslag) te laten uitbetalen aan aangever Wassenaar, wonende aan de straatnaam te postcode Groningen. Het begunstigde IBAN was rekeningnummer. Dit bedrag van €1.534 is echter door de Belastingdienst/Toeslagen niet uitbetaald omdat de Belastingdienst/Toeslagen deze aanvraag tijdig heeft onderkend als frauduleuze aanvraag. Uit de verstrekte lijst van Logius blijkt betreffende aangever Wassenaar dat op 20 oktober 2013 tussen 12.35 en 12.37 uur een nieuw DigiD-account is aangevraagd, waarbij er een controle e-mail is verzonden naar emailadres @qmail.com. Hierbij is gebruik gemaakt van het IP-adres nummer. Op 24 oktober 2013 omstreeks 16.44 uur is het aangevraagde DigiD-account geactiveerd vanaf het IP-adres nummer. Op 25 oktober 2013 omstreeks 11.25 uur is er vanaf het IP-adres nummer ingelogd bij de Belastingdienst/Toeslagen.

Uit vorderingen verstrekking gebruikersgegevens betreffende deze ip-adressen, data en tijdstippen blijkt dat voornoemde IP adressen corresponderen met de locaties bedrijf 1 en naam hotel Emmeloord en Mac adres nummer.

Uit de volgende aangiftes blijkt dat met betrekking tot alle in de tenlastelegging genoemde straten aanvragen zijn gedaan.

De aangifte van slachtoffer 1, wonende aan de straatnaam te Groningen. Er is op haar naam huur- en zorgtoeslag aangevraagd bij de Belastingdienst.

De aangifte van slachtoffer 2, wonende aan de straatnaam te Groningen. Er is op haar naam huur- en zorgtoeslag aangevraagd bij de Belastingdienst.

De aangifte van slachtoffer 3, wonende aan de straatnaam te Groningen. Er is op zijn naam huur- en zorgtoeslag aangevraagd bij de Belastingdienst.

De aangifte van slachtoffer 4, wonende aan de straatnaam te Groningen. Er is op haar naam huur- en zorgtoeslag aangevraagd bij de Belastingdienst.

De aangifte van slachtoffer 5, wonende aan de straatnaam te Groningen. Er is op zijn naam huur- en zorgtoeslag aangevraagd bij de Belastingdienst. Het geld is gestort op bankrekening rekeningnummer. Dit betreft niet aangevers rekeningnummer.

De aangifte van slachtoffer 6 `z,zt65, wonende aan de straatnaam te Groningen. Er is op zijn naam huur- en zorgtoeslag aangevraagd bij de Belastingdienst.

De betrokkenheid van Verdachte medeverdachte 2 heeft -kort en zakelijk weergegeven- als Verdachte en als getuige ter terechtzitting verklaard dat hij, via zijn huisgenoot naam 9, is benaderd door Verdachte (hierna, om verwarring met zijn vader medeverdachte 1 te voorkomen, ook wel aangeduid als “ Verdachte ”) om in het kader van de te plegen DigiD-fraude post weg te halen bij de straatnaam in Groningen. Medeverdachte 2 heeft verklaard dat hij niet precies meer weet wanneer het is begonnen maar dat dit mogelijk al in maart van 2012 was (de rechtbank merkt terzijde op dat zij aan de aanvangsperiode van de fraude hieronder nog nadere overwegingen zal wijden). Daarnaast kreeg hij van naam 9 bankpassen om het geld te pinnen dat met de fraude zou binnenkomen. Het betrof twee bankpassen met buitenlandse namen, waarbij de pincode op de achterkant genoteerd stond. De afspraak was dat hij zoveel mogelijk geld moest pinnen als de limiet toeliet. Hij zou 10% krijgen van wat hij aan geld pinde en voor het ophalen van de post. Medeverdachte 2 heeft verklaard dat hij in totaal 25.000 euro gepind heeft. Dat geld heeft hij aan Verdachte gegeven. Hij heeft daar 2.500 euro van gekregen.

Hij werd voor het halen van de post ingeseind door verdachte, die op zijn beurt weer van zijn vader (de rechtbank begrijpt medeverdachte 1 ) hoorde wanneer de post kwam. In de straatnaam werd de post neergelegd op een verzamelplek. De deur was niet afgesloten. Er was dus geen sleutel nodig. Medeverdachte 2 nam na het wegnemen van de post contact op met verdachte, telefonisch of per sms, en een enkele keer ook wel met de vader van verdachte. Hij gaf de post vervolgens aan verdachte. Medeverdachte 2 heeft verklaard dat hij hierna door Verdachte en medeverdachte 6 (hierna ook wel aangeduid als “ medeverdachte 6 ” om verwarring met zijn vader medeverdachte 7 te voorkomen) is benaderd om op dezelfde wijze fraude te plegen bij de straatnaam. Medeverdachte 6 had een loper/sleutel waardoor ook post kon worden weggenomen uit flats met afgesloten brievenbussen. De rolverdeling was hier dat medeverdachte 6 de post wegnam bij de straatnaam en dat medeverdachte 2 die post van medeverdachte 6 naar Verdachte bracht. Medeverdachte 2 moest ook in dit geval geld pinnen dat met deze fraude was verdiend. Hij kreeg de pinpassen die bedoeld waren voor de fraude aan de straatnaam van een persoon genaamd naam 10. Hij heeft voor de straatnaam in totaal 13.500 euro gepind, waarvan hij 10.000 euro heeft gegeven aan de vader van verdachte. Een bedrag van 3.500 euro heeft hij aan naam 10 gegeven. Medeverdachte 2 heeft verder verklaard dat hij vervolgens door Verdachte is benaderd voor het uitvoeren van dezelfde fraude bij de straatnaam. Medeverdachte 6 gebruikte daar ook een loper om de afgesloten brievenbussen te kunnen openen. Medeverdachte 2 heeft verklaard dat hij een aantal keren post die door medeverdachte 6 was weggenomen naar Verdachte heeft gebracht. Van belang is verder dat medeverdachte 2 heeft ook verklaard dat medeverdachte 6 via zijn vader medeverdachte 7 mensen vanuit het buitenland naar Nederland had gehaald van wie de bankrekeningen werden gebruikt voor het storten van de met de fraude verkregen toeslagen en wier bankpassen werden gebruikt om het geld van die rekeningen op te nemen. Medeverdachte 2 heeft toegelicht dat hij een aantal keren aanwezig is geweest in de kringloopwinkel van medeverdachte 7 aan de straatnaam in Groningen en dat daar over de (uitvoering van de) fraude is gesproken, onder meer over de straatnaam. Bij de bespreking waren telkens vader en zoon medeverdachten 6 en 7 en vader en zoon Verdachte en medeverdachte 1 aanwezig.

Medeverdachte 2 heeft verklaard dat hij op enig moment na de straatnaam contact heeft gezocht met Verdachte omdat hij opnieuw deze vorm van fraude wilde plegen. Hij heeft zelf via het internet een loper c.q. moedersleutel gekocht en in opdracht van Verdachte gekeken op welke brievenbussen van de flat aan de straatnaam de sleutel paste. De betreffende huisnummers noteerde hij en gaf hij door aan verdachte. Medeverdachte 2 heeft medeverdachte 5, een kennis van zijn partner medeverdachte 3, en twee van diens vrienden gevraagd om de post weg te halen bij de straatnaam. Medeverdachte 5 heeft dit een aantal keren gedaan tot zij op 5 november 2013 zijn aangehouden. medeverdachte 2 heeft voorts over de straatnaam verklaard dat hij deze fraude alleen met Verdachte en Frits Verdachte en medeverdachte 1 pleegde en dat medeverdachte 6 en medeverdachte 7 hier buiten werden gehouden Voor de straatnaam zouden de pinpassen van medeverdachte 5 en van zijn twee vrienden worden gebruikt en zij zouden de opbrengst delen.

De rechtbank acht de verklaring van medeverdachte 2 betrouwbaar gelet op het navolgende.

Op 11 oktober 2013 werden er door getuige gmensen bij een studentenflat aan de straatnaam te Groningen gezien. De getuige omschrijft een man in een gemêleerd grijs trainingspak met blauwe strepen op de armen en benen van het merk Adidas (Verdachte medeverdachte 2 droeg bij zijn aanhouding op 5 november 2013 een dergelijk trainingspak) en een vrouw met een "beetje Oost-Europees uiterlijk", die zwanger leek (Verdachte medeverdachte 3 was tijdens haar aanhouding in de nabije omgeving van de betreffende studentenflat zwanger). Een derde persoon (man) stond bij het bellenbord, aldus de getuige. De getuige verklaarde dat het leek alsof deze persoon namen en huisnummers aan het noteren was van het bellenbord. Toen hij zag dat getuige keek, stopte hij zijn notitieboekje in zijn broekzak. Op 22 oktober 2013 zag getuige getuige dezelfde twee mannen bij de flat aan de straatnaam. Één van de mannen had hetzelfde trainingspak aan.

Op 5 november 2013 zijn de verdachten medeverdachte 2, medeverdachte 3, S.l. medeverdachte 5, medeverdachte 8 en medeverdachte 9 op heterdaad aangehouden nabij de flat aan de straatnaam te Groningen. Medeverdachte 2 zat op dat moment in een personenauto merk Volkswagen, type Golf, met kenteken. In de auto werden diverse goederen aangetroffen en in beslag genomen waaronder een blauw notitieboekje met hierin onder andere de aantekening “straatnaam”. Uit fouillering van medeverdachte 2 zijn in beslag genomen een bankpas ten name van naam 11, een bankpas ten name van naam 12, en een zestal tijdelijke bankpassen.

Op 6 november 2013 werd vervolgens een doorzoeking verricht in perceel straatnaam te Hoogezand, zijnde de verblijfplaats van de verdachten medeverdachte 2 en medeverdachte 3. In de woning werden, zoals eerder overwogen, een groot aantal goederen aangetroffen en in beslag genomen waaronder een stortingsbewijs van de ING betreffende de storting van 15 euro op de rekening van naam 11 d.d. 23 juli 2013, een bankpas ten name van naam 1, een veertiental brieven van DigiD inhoudende activeringscodes, onder andere ten name van naam 13, naam 14, naam 15, naam 16, naam 17, naam 2, naam 18, naam 3, naam 4, naam 5, naam 6 en naam 7, allen wonende aan de straatnaam te Groningen, en gedateerd 24 maart 2012, een bankafschrift ten name van naam 19 d.d. 14 augustus 2012 waarop onder meer is te zien dat op de rekening van naam 19 op 12 en 20 juli 2012 huurtoeslag is bijgeboekt op naam van naam 13, en op 13 en 20 juli 2012 zorgtoeslag is bijgeboekt op naam van naam 18, een lijst met namen en persoonsgegevens op ruitjes papier, een notitie inhoudende “ straatnaam open en straatnaam en straatnaam ”, een lijst met huisnummers (deels aangekruist en met handgeschreven notitie “Digid aangevr. Witte enveloppen! vanaf zaterdag 20/7, waarschijnlijk pas dinsdag 23/7, maar toch voor de zekerheid!), een lijst met huisnummers en namen waaronder die van slachtoffer 8, wonende straatnaam te Groningen (opgemaakt door medeverdachte 4), (met de notitie “aangevraagd op 26 mei” en “Belangrijk: In eerste instantie komt er een blauwe envelop van de belastingdienst voor de controle van het rekeningnummer. Vanaf 4 juni dagelijks kijken. Alles komt in 1 keer!!! Alle enveloppen naar mij voor administratie. Beschikkingsbrieven waarschijnlijk vanaf zaterdag 15 juni!! Ook alles in 1 keer!!!)37, een lijst met huisnummers van de straatnaam Groningen (met de opmerking; Deze nummers gaan OPEN !!!), dezelfde lijst maar nu met vinkjes achter de huisnummers en enkele doorhalingen met de opmerking “niet”, een lijst met huisnummers en namen waaronder die van slachtoffer 9, wonende aan de straatnaam te Groningen (met de notitie “Dit is NIET de lijst voor de aanvragen. Kijk op de andere lijst voor de aanvragen welke goed zijn”), een envelop met de notitie “Uiterlijk woensdag rek.nrs. Donderdag start invoer”, een notitie met emailadres.com. Daarnaast zijn in de woning van medeverdachte 2 en medeverdachte 3 identiteitsbewijzen en documenten aangetroffen, onder meer ten name van slachtoffer 10, slachtoffer 11, slachtoffer 12, slachtoffer 13 en slachtoffer 14.

Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verklaringen van medeverdachte 2 met objectieve gegevens worden ondersteund, ook voor wat betreft zijn eigen rol daarin. De rechtbank ziet dus geen reden om aan zijn betrouwbaarheid te twijfelen, ook niet als het gaat om de betrokkenheid van de medeverdachten, welke betrokkenheid nog verder wordt ondersteund door hetgeen de rechtbank hieronder nog nader zal overwegen. Daarmee is de rechtbank van oordeel dat buiten redelijke twijfel vast staat dat Verdachte medeverdachte 2 betrokken is geweest bij de fraudeconstructie in die zin dat hij de volgende feitelijke handelingen heeft verricht: hij heeft post weggenomen bij de straatnaam en de straatnaam, hij heeft post van de straatnaam en de straatnaam van medeverdachte 6 naar Verdachte gebracht en hij heeft geld gepind voor de straatnaam, de straatnaam en de straatnaam.

De betrokkenheid van de verdachten medeverdachte 1, medeverdachte 4 en verdachte

Medeverdachte 1, medeverdachte 4 en Verdachte hebben tegenover de politie verklaard -kort en zakelijk weergegeven- dat zij op enig moment begin 2013 bij de onderzochte DigiD-fraude betrokken zijn geraakt.

Verdachte medeverdachte 1 was aangesteld als ambtenaar van de Belastingdienst en werkzaam op het kantoor van de Belastingdienst aan de Kemkensberg 12 te Groningen. In deze hoedanigheid kon hij beschikken over de personalia, GBA-adressen en het BSN van ieder willekeurig individu. Hij heeft verklaard dat hij ontbrekende gegevens van slachtoffers van de DigiD-fraude op zijn werk heeft opgezocht en daarbij gebruik heeft gemaakt van het systeem BVR (Beheer van Relaties). Hij noteerde de gegevens op (ruitjes)papier.

Hij heeft dit gedaan bij die slachtoffers, waarvan de benodigde gegevens niet compleet door medeverdachte 2 waren aangeleverd. Zo verklaarde Verdachte medeverdachte 1 over document B.03.04.01.25 (gegevens bewoners straatnaam) dat hij dit document heeft opgemaakt en hij merkte daarover onder andere op: "Dit document betreft van een bepaald adres gewoon alle gegevens van de mensen die er wonen. Ik kreeg van naam 29 de postcodes en daar heb ik dan de gegevens bij gezocht.” medeverdachte 1 heeft verder verklaard dat hij via zijn zoon Verdachte in februari 2013 in contact is gekomen met medeverdachte 2. Hij heeft samen met zijn vrouw medeverdachte 4 (nieuwe) DigiD-accounts aangevraagd en hierna geactiveerd en vervolgens zorg- en huurtoeslagen aangevraagd op naam van vele slachtoffers, wonende in studentenflats aan de straatnaam, straatnaam en straatnaam te Groningen. Het begunstigde rekeningnummer werd daarbij gewijzigd in een rekeningnummer van een katvanger. Verdachten medeverdachte 1 en medeverdachte 4 hebben verklaard dat zij hiervoor ongeveer 10.000 euro hebben gekregen en dat Verdachte hier ook zijn deel van heeft gekregen. Het aanvragen gebeurde bij het naam hotel te Emmeloord en bij de pompstations bedrijf 1 en bedrijf 2.

Medeverdachte 1 heeft, in overeenstemming met de eerder besproken verklaring van medeverdachte 2, daarnaast verklaard dat er een bijeenkomst is geweest in de kringloopwinkel achter het straatnaam in Groningen (dat wil zeggen: aan de straatnaam ), waarbij hij en medeverdachte 2 en “de oude en de jonge medeverdachte 6 ” (de rechtbank begrijpt uit de context: verdachten medeverdachten 6 en 7 ) aanwezig waren, waar gesproken werd over de DigiD-fraude en door medeverdachte 7 onder meer werd gezegd dat het “beter moest met de passen.”

Medeverdachte 4 heeft, voor zover hier van belang, in aanvulling op het voorgaande verklaard dat zij de inkomensgegevens van de gedupeerden altijd zo wijzigde dat zij de maximale zorg- en huurtoeslag kon aanvragen, dat zij en haar echtgenoot van hun zoon Verdachte een lijst kregen met bankrekeningnummers (inclusief zogenaamde IBAN-codes) en dat Verdachte deze op zijn beurt van medeverdachte 2 kreeg.

Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat medeverdachte 2 de tussenpersoon was tussen hem en zijn vader en de familie medeverdachten 6 en 7, waarmee hij gezien zijn verklaringen medeverdachten 6 en 7 bedoelt. Ook hij heeft, in overeenstemming met de verklaringen van zijn vader en medeverdachte 2, verklaard dat er een ontmoeting heeft plaatsgehad in de eerdergenoemde kringloopwinkel, waarbij hij, zijn vader, medeverdachte 2 en medeverdachten 6 en 7 aanwezig waren, dat daar werd gesproken over de DigiD-fraude en dat door medeverdachte 7 werd aangegeven dat hij kon beschikken over de sleutels van brievenbussen, over bankrekeningen – en passen en over mensen die de brievenbussen in de gaten konden houden in verband met de weg te nemen post.

Afwijkend ten opzichte van de verklaring van medeverdachte 2 is dat medeverdachte 1, Verdachte en medeverdachte 4 in hun latere verklaringen tegenover de politie hebben aangegeven dat zij onder druk zijn gezet, door medeverdachte 2 of de medeverdachten 6 en 7, om aan de fraude mee te werken. De rechtbank acht dat echter niet geloofwaardig, alleen al niet omdat zij hierover sterk wisselend hebben verklaard, zowel binnen hun eigen verklaringen als ten opzichte van elkaar. De rechtbank komt bovendien hieronder tot de conclusie dat zij al vanaf een eerder moment betrokken moeten zijn geweest bij de fraude dan de vermeende mishandeling van verdachte, waaruit die druk zou moeten blijken. Overigens kan ook uit hun (belangrijke en sturende) rol en wijze van betrokkenheid bij deze fraude, waaronder de lange duur en grote schaal daarvan, bepaald niet worden opgemaakt dat zij onder druk handelden. Op de bewijsmiddelen die zicht geven op die rol en betrokkenheid gaat de rechtbank hieronder nader in.

In de eerste plaats is van belang dat de verklaringen van medeverdachte 1 en medeverdachte 4 over hun rol bij het aanvragen van activeringscodes en toeslagen bevestigd wordt door het digitale onderzoek van de politie. Uit de door Logius verstrekte lijst is gebleken dat bij het aanvragen of wijzigen van een DigiD-account van de bewoners van de flats waarop de tenlastelegging ziet de emailadressen emailadres @gmail.com, emailadres @gmail.com en emailadres @gmail.com zijn gebruikt. Van het emailadres @gmail.com hebben zowel medeverdachte 1 als medeverdachte 4 erkend dat zij dit gebruikt hebben om aanvragen mee te doen voor bewoners van de straatnaam, straatnaam en straatnaam te Groningen. Uit de loggegevens van Logius blijkt bovendien dat ditzelfde emailadres ook is gebruikt voor aanvragen voor een bewoner van de straatnaam en voor het aanvragen van een DigiD voor een bewoner van de straatnaam.

Uit de loggegevens van Logius blijkt dat het emailadres @gmail.com is gebruikt bij het aanvragen van DigiD-accounts en huur- en zorgtoeslag voor bewoners van de straatnaam, de straatnaam en de straatnaam. Dit emailadres is door de politie teruggevonden op een in de woning van medeverdachte 1 en medeverdachte 4 aangetroffen laptop. Uit de door Logius verstrekte lijst blijkt onder meer dat het emailadres @gmail.com op 20 oktober 2013 is gebruikt voor het aanvragen van een DigiD voor slachtoffer 9, wiens aangifte de rechtbank hierboven heeft aangehaald.

Bij deze aanvraag is gebruik gemaakt van het IP-adres nummer (dit betreft de locatie bedrijf 1). Op 24 oktober 2013 is het aangevraagde DigiD-account geactiveerd vanaf het IP-adres nummer (dit betreft de locatie naam hotel Emmeloord). Op 25 oktober 2013 is er vanaf het IP-adres nummer (dit betreft ook de locatie naam hotel Emmeloord) ingelogd bij de Belastingdienst/Toeslagen. Verdachten medeverdachte 1 en medeverdachte 4 hebben erkend dat ze het aanvragen van DigiD-accounts, het activeren van deze DigiD-accounts en het aanvragen van zorg- en huurtoeslagen inderdaad hebben gedaan vanaf de genoemde locaties naam hotel Emmeloord, bedrijf 2) en bedrijf 1, bij zogenaamde wifi hotspots. Het emailadres @gmail.com is gebruikt voor het aanvragen van DigiD-accounts voor bewoners van de straatnaam, onder meer voor bewoners slachtoffer 15, slachtoffer 16 en slachtoffer 17. De namen van deze personen komen ook voor op de eerder door de rechtbank aangehaalde en door medeverdachte 1 gemaakte lijst (B.03.04.01.25). De naam van slachtoffer 15 komt bovendien voor op een in de handtas van medeverdachte 4 aangetroffen lijst (J.01.01.01). De rechtbank gaat er gelet op het vorenstaande vanuit dat medeverdachte 1 en medeverdachte 4 van alle drie genoemde emailadressen gebruik hebben gemaakt bij het aanvragen van DigiD-accounts en het aanvragen van huur- en zorgtoeslagen.

Bij de doorzoeking op 18 februari 2014 in de woning van medeverdachte 1 en medeverdachte 4 aan de straatnaam te Westerlee zijn voorts goederen in beslag genomen die in verband kunnen worden gebracht met DigiD-fraude, waaronder (in de handtas van medeverdachte 4 ) een brief van ASN aan slachtoffer 18, wonende aan de straatnaam, een lijst met namen, persoonsgegevens en rekeningnummers (naar eigen zeggen opgemaakt door medeverdachte 4 ), waaronder die van slachtoffer 8, wonende aan de straatnaam, de agenda van medeverdachte 4 waaruit blijkt van verblijf van medeverdachte 1 en medeverdachte 4 in het hotel in Emmeloord in de periode 18-20 juli en 24-26 juli 2013, een lijst met straatnamen (straatnaam, straatnaam en straatnaam ) en een notitieblaadje met de naam 11 en de aantekening “rek. rekeningnummer”.

De rechtbank stelt verder vast dat uit het onderzoek van de politie is gebleken dat er tussen 12 en 20 juli 2012 door fraude verkregen zorg- en huurtoeslagen op naam van bewoners van de straatnaam zijn gestort op rekeningen van katvangers. In deze zelfde periode -namelijk op 13, 17 en 18 juli 2012- hebben vervolgens contante geldstortingen van respectievelijk €1200, 3320 en 1550 plaatsgevonden op rekening rekeningnummer ten name van medeverdachte 4 en medeverdachte 1. Mede gelet op het hieronder nader beschreven berichtenverkeer tussen de verdachten kan hieruit genoegzaam worden opgemaakt dat beide verdachten al in 2012 profiteerden van en dus betrokken moeten zijn geweest bij deze vorm van DigiD-fraude die in deze periode gepleegd werd bij (in ieder geval, voor zover uit het dossier kan worden opgemaakt), de straatnaam in Groningen.

Met betrekking tot dat berichtenverkeer heeft de rechtbank het volgende vastgesteld. Tussen 7 augustus 2012 en 15 augustus 2012 heeft Verdachte diverse berichten naar medeverdachte 2 verstuurd met betrekking tot een sleutel die medeverdachte 2 moest regelen. Op 15 augustus 2012 stuurde Verdachte een bericht aan medeverdachte 2 inhoudende “jij hebt toch beide pasjes voor de 20e om te pinnen?” Dezee berichten kunnen gerelateerd worden aan de huur- en zorgtoeslagen die op 20 augustus 2012 op de bankrekeningen van de katvangers Vos en naam 19 gestort zijn en aan het pinnen van deze rekeningen op 20 augustus 2012. Op 16 augustus 2012 stuurde Verdachte verder een aantal sms berichten naar medeverdachte 2 inhoudende “check ook effe of er al geld staat” en “er moet al geld staan volgens naam 20 ”, “morgen kan nog meer komen”, “ik kom er zo aan, jij 100 ik 100 en naam 20 100 dat is pa zijn deel”. Bovendien heeft er op 7 maart 2013 sms verkeer tussen medeverdachte 4 en Verdachte plaatsgehad. Medeverdachte 4 stuurde daarbij onder meer de berichten: “geen post aan de JS!!” en “morgen rond de middag gaan pap en ik kijken”. Verdachte heeft verklaard dat met “straatnaam” de straatnaam wordt bedoeld.

Op grond van al het voorgaande, en daarbij betrokken de verklaring van medeverdachte 2, is de rechtbank van oordeel dat verdachten medeverdachte 1, medeverdachte 4 en Verdachte betrokken zijn geweest bij de beschreven fraudeconstructie in die zin dat Verdachte post van de straatnaam, de straatnaam, de straatnaam en de straatnaam heeft weggenomen dan wel heeft laten wegnemen, dat medeverdachte 1 ontbrekende persoonsgegevens heeft opgezocht in het systeem van de Belastingdienst en dat medeverdachte 1 en medeverdachte 4 met die verkregen persoonsgegevens DigiD-accounts hebben aangevraagd bij Logius en huur- en zorgtoeslagen hebben aangevraagd bij de Belastingdienst op naam van bewoners aan de straatnaam, de straatnaam, de straatnaam, de straatnaam, de straatnaam en de straatnaam.

Zoals al eerder opgemerkt gaat de rechtbank er, anders dan door de verdediging bepleit is, daarbij vanuit dat medeverdachte 1, medeverdachte 4 en Verdachte niet pas in maart 2013 betrokken zijn geraakt maar, voor zover de rechtbank kan overzien, in ieder geval in de eerste helft van 2012, gelet op de verklaring van medeverdachte 2 en gelet voornoemde geldtransacties en sms-berichten. De rechtbank zal in de bewezenverklaring dus aansluiten bij de aanvangsperiode van de tenlastelegging, 1 maart 2012. De verklaringen van medeverdachte 1, medeverdachte 4 en Verdachte dat zij niet bij de straatnaam betrokken zijn geweest acht de rechtbank gelet op het voorgaande ongeloofwaardig.
 

Betrokkenheid van de verdachten medeverdachte 6 en medeverdachte 7

De rechtbank overweegt dat de betrokkenheid van medeverdachte 6 en medeverdachte 7 bij de fraudeconstructie volgt uit de verklaring van medeverdachte 2, die op zijn beurt steun vindt in de verklaringen van Verdachte en medeverdachte 1 zoals hiervoor weergegeven, in de verklaring van naam 21 en in de verklaringen van de Roemeense katvangers naam 22, naam 23, naam 24, naam 25, naam 8 en naam 26.

Naam 21 heeft verklaard dat hij medeverdachte 7 sinds 2010 kent en voor hem gewerkt in de tweedehands winkel bedrijf 3 (de rechtbank merkt op dat uit de context van deze verklaring genoegzaam blijkt dat hij hiermee de kringloopwinkel aan de straatnaam bedoelt waarover ook medeverdachte 2, Verdachte en medeverdachte 1 hebben verklaard). Naam 21 heeft, zo verklaart hij, in opdracht van medeverdachte 7, via zijn zus in Roemenië, mensen vanuit Roemenië en Bulgarije naar Nederland gehaald. Naam 21 heeft verder verklaard dat hij de inschrijving van deze personen in de gemeente Groningen heeft geregeld, zodat zij konden beschikken over een BSN, en dat hij vervolgens er voor gezorgd heeft dat deze personen een bankrekening openden bij de ING. De bij deze rekeningen behorende bescheiden, zoals pincodes en bankpassen, heeft hij aan medeverdachte 7 laten afgeven. naam 22, naam 23, naam 26 en naam 25 hebben in overeenstemming met deze verklaring van naam 21 verklaard dat zij met z’n vieren naar Groningen zijn gereisd, dat zij in Groningen werden opgevangen door naam 21, dat zij in Groningen werden ondergebracht bij bedrijf 3, dat zij bij de ING een rekening moesten openen, dat zij hierbij werden bijgestaan door naam 21, en dat zij na het openen van de rekening de bankpas moesten afstaan aan naam 21 en dat naam 21 zijn opdrachten kreeg van medeverdachte 7. Kort na het openen van de bankrekeningen kregen zij te horen dat er geen werk voor hen was en dat zij terug konden naar Roemenië.

Naam 24 heeft verklaard dat zij met haar toenmalige vriend naam 8 rond kerst 2012 in Nederland was. Zij zijn in contact gebracht met medeverdachte 6. Op verzoek van medeverdachte 6 zijn er kopieën gemaakt van hun paspoorten en hebben zij bankrekeningen geopend. Hierbij hebben zij een adres opgegeven dat zij van medeverdachte 6 kregen. Zij moesten de bankpassen en pincodes afgeven aan medeverdachte 6.

Door de Belastingdienst is een lijst aangeleverd met voor de fraude gebruikte bankrekeningnummers. Daarnaast zijn door bankinstellingen NAW-gegevens verstrekt met betrekking tot de gebruikte bankrekeningnummers. Dit levert met betrekking tot voornoemde katvangers naam 22, naam 23, naam 26, naam 8 en naam 24 het volgende op.

Uit de aangiften van Bi en Hai (beiden wonende aan de straatnaam te Groningen) blijkt dat toeslagen zijn uitbetaald op rekeningnummer IBAN rekeningnummer. Deze IBAN is op naam gesteld van naam 22. Uit de aangifte van slachtoffer 5 (wonende aan de straatnaam te Groningen) blijkt dat toeslagen zijn uitbetaald op IBAN rekeningnummer. Ook deze IBAN is op naam gesteld van naam 22.

Uit de aangifte van slachtoffer 19 (wonende aan de straatnaam te Groningen) blijkt dat toeslagen zijn uitbetaald op IBAN rekeningnummer. Deze IBAN is op naam gesteld van naam 23.

Uit de aangifte van slachtoffer 20 (wonende aan de straatnaam te Groningen) blijkt dat zorgtoeslag is uitbetaald op IBAN rekeningnummer. Deze IBAN is op naam gesteld van naam 26.

Uit de aangifte van slachtoffer 21 (wonende aan de straatnaam te Groningen) blijkt dat toeslagen zijn uitbetaald op IBAN rekeningnummer. Deze IBAN is op naam gesteld van

naam 8. Uit de aangifte van slachtoffer 8 (wonende aan de straatnaam te Groningen) blijkt dat huur- en zorgtoeslag is uitbetaald op IBAN rekeningnummer. Ook deze IBAN is op naam gesteld van naam 8.

Uit de aangifte van slachtoffer 22 (wonende aan de straatnaam te Groningen) blijkt dat toeslagen zijn uitbetaald op IBAN rekeningnummer. Deze IBAN is op naam gesteld van naam 24.

Uit deze bevindingen blijkt dat de bankrekeningen, overeenkomstig de hiervoor aangehaalde verklaringen, inderdaad gebruikt zijn voor het uitbetalen van door de fraude verkregen toeslagen. Dat bevestigt de betrouwbaarheid van de verklaring van naam 21 en de naar Nederland gehaalde Roemenen voor zover het gaat om de rol van medeverdachte 7, en de verklaring van naam 24 voor zover het gaat om de rol van medeverdachte 6.

De betrokkenheid van medeverdachte 6 kan voorts worden afgeleid uit de door de politie vastgestelde telefonische contacten tussen hem en medeverdachte 2, tussen hem en Verdachte en tussen hem en medeverdachte 4. Zo is er in de periode tussen maart 2013 en december 2013 sprake van een groot aantal gesprekscontacten en sms contacten tussen medeverdachte 6 en medeverdachte 2 en tussen hem en verdachte. Bijvoorbeeld werd op 14 maart 2013 vanaf het telefoonnummer + nummer (blijkens zijn eigen verklaring in gebruik bij medeverdachte 6) in ieder geval aan medeverdachte 2 het volgende sms bericht verstuurd: “vanaf vandaag graag iedereen ander mobiel”. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat er op 16 juli 2013 door medeverdachte 2 (met zijn account skypenaam) een skype gesprek gevoerd met een persoon met het account " skypenaam ". Daarin werd getypt: "die sleutel hadden we toen met medeverdachte 6 gefixt". In dat gesprek is te zien dat er door Verdachte medeverdachte 6 (skypenaam ) via skype contact werd gelegd met skypenaam. Het eerste contact tussen skypenaam en skypenaam via skype is op 10 juli 2013 geweest. De verklaring van medeverdachte 6 dat hij met medeverdachte 2 en Verdachte slechts een enkele keer contact heeft gehad in verband met het verhuren van een kamer en dat hij hen verder niet kent acht de rechtbank, gelet op de vastgestelde hoeveelheid contacten, ongeloofwaardig.

Voorts is in de telefoon van katvanger naam 27 medeverdachte 6 als contact aangetroffen, is in een telefoon in gebruik bij medeverdachte 2 het telefoonnummer van medeverdachte 7 onder de naam “ naam 28 ” aangetroffen en is bij de doorzoeking van de woning aan de straatnaam te Hoogezand, de verblijfplaats van medeverdachte 2, een notitie aangetroffen waar op staat geschreven “ emailadres.com” en een zestal kopieën van het identiteitsbewijs van medeverdachte 7.

Op grond van al het voorgaande, maar in het bijzonder de onderling overeenstemmende verklaringen van medeverdachte 2, naam 21 en de katvangers, is de rechtbank van oordeel dat verdachten medeverdachte 6 en medeverdachte 7 betrokken zijn geweest bij de fraudeconstructie en dat deze betrokkenheid hierin bestond dat medeverdachte 6 post heeft weggenomen bij de straatnaam en de straatnaam en dat medeverdachte 6 en medeverdachte 7 door middel van Roemeense “katvangers” bankrekeningen en pinpassen hebben geregeld waarop huur- en zorgtoeslagen werden gestort.
 

Overwegingen ten aanzien van de ten laste gelegde feiten

Schending van het ambtsgeheim

Door aangeefster medewerker 1 is op 07 augustus 2014 namens Belastingdienst Groningen aangifte gedaan van schending van het ambts-/beroepsgeheim door medeverdachte 1.

Verdachte medeverdachte 1 is, zo heeft de rechtbank hierboven reeds overwogen, per 01 januari 2007 aangesteld als ambtenaar van de Belastingdienst.

Artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht is een zogenaamd klachtmisdrijf. Duidelijk is dat de Belastingdienst als aangever het openbaar ministerie uitdrukkelijk verzocht heeft om tot vervolging over te gaan. De verdediging heeft echter opgeworpen dat degenen die rechtstreeks geraakt zijn door de schending van het ambtsgeheim en het daaruit volgende misbruik van hun persoonsgegevens, de gedupeerde bewoners van de verschillende flats, geen klacht hebben gedaan.

De rechtbank overweegt met betrekking tot de aard van dit delict en de in dit verband opgeworpen verweren het volgende.

Voor vervolging voor overtreding van art. 272 Sr, welk delict krachtens het tweede lid, indien het is gepleegd tegen een bepaald persoon, valt onder de absolute klachtdelicten, is - in beginsel - vereist dat het slachtoffer een klacht heeft ingediend. De strekking van deze bepaling is dat moet worden voorkomen dat geheimen van persoonlijke aard van slachtoffers nogmaals in de openbaarheid terechtkomen.

Hoewel de informatie die Verdachte heeft opgezocht en gebruikt en aan medeverdachte(n) heeft verstrekt, gegevens over individuele personen/belastingplichtigen betreft, heeft deze informatie vooral betrekking op de publieke taak van de Belastingdienst, waar Verdachte als ambtenaar werkzaam was. De Belastingdienst beschikt over vertrouwelijke informatie over personen om haar publieke taak te kunnen uitvoeren. Verdachte diende als belastingambtenaar uit hoofde van zijn ambt en wettelijk voorschrift vertrouwelijk en integer met deze informatie om te gaan. Nu het met name een publieke zaak betreft is er naar het oordeel van de rechtbank geen individuele klacht vereist als bedoeld in artikel 272, lid 2, Sr.

Met betrekking tot de uitleg van het begrip “geheim” in de delictsomschrijving overweegt de rechtbank dat het door een belastingambtenaar verstrekken van gegevens van een belastingplichtige aan een derde schending van een geheim in de zin van art. 272 Sr oplevert dat de ambtenaar uit hoofde van zijn ambt verplicht was te bewaren, ook als dit openbare informatie betreft die ook gemakkelijk bij andere instanties had kunnen worden verkregen en die de derde ook van de belastingplichtige had kunnen bekomen (HR 11-02-2003, ECLI:NL:PHR:2003:AF2343).

De rechtbank verwerpt de in dit kader opgeworpen verweren.

In de ter beoordeling voorliggende strafzaken is het medeplegen van schending van het ambtsgeheim ten laste gelegd. Voor medeplegen van een strafbaar feit is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de betrokken personen, gericht op de totstandkoming van het delict. Daarnaast moeten de van medeplegen Verdachte personen aan de totstandkoming van het delict een wezenlijke bijdrage hebben geleverd. Nu in casu sprake is van een kwaliteitsdelict, is voorts wetenschap van de specifieke kwalificatie bij de medeverdachte(n) een vereiste. De rechtbank overweegt dat vast staat dat medeverdachte 1 bij de Belastingdienst werkte. Medeverdachten medeverdachte 4, verdachte, medeverdachte 2, medeverdachte 6 en medeverdachte 7 waren hiervan op de hoogte. Uit de hiervoor beschreven modus operandi volgt dat het verkrijgen van persoonsgegevens, gelijk de overige te onderscheiden stappen, een noodzakelijk onderdeel was van de te plegen fraude. Dat medeverdachte 1 voor het aanleveren van deze persoonsgegevens zijn geheimhoudingsplicht als belastingambtenaar moest schenden, moet voor ieder weldenkend mens, en dus ook voor de medeverdachten, duidelijk zijn geweest.

De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat Verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan medeplegen van opzettelijke schending van het ambtsgeheim.
 

Diefstal, oplichting en valsheid in geschrift

De rechtbank komt, gelet op het voorgaande, ten aanzien van Verdachte, tot het oordeel dat ook de ten laste gelegde diefstal, oplichting en valsheid in geschrift bewijsbaar zijn in de zin van medeplegen omdat, zoals de rechtbank hierboven uiteen heeft gezet, alle ten laste gelegde feiten onlosmakelijk onderdeel uitmaken van de gehele fraudeconstructie, waarvan medeverdachte 1 wetenschap had en waarvan hij mede heeft geprofiteerd. Hoewel medeverdachte 1 niet bij de feitelijke uitvoering van al deze feiten betrokken is geweest, kan hij daar dus toch strafrechtelijk aansprakelijk worden gehouden.
 

Gewoontewitwassen

Zoals uit het voorgaande blijkt, vindt de rechtbank bewezen dat de verdachten zich tezamen en in vereniging schuldig hebben gemaakt aan oplichting en de Belastingdienst hebben bewogen tot het storten van zorgtoeslagen en huurtoeslagen op rekeningen van katvangers die geen recht hadden op deze geldbedragen. Deze katvangers hadden eerder hun bankpasjes afgestaan aan een van de verdachten en hadden zelf geen beschikkingsmacht meer over de betreffende rekeningen en de daarop door de Belastingdienst gestorte bedragen. Kort nadat de geldbedragen zijn gestort op de rekeningen van de katvangers hebben de verdachten dat geld contant (laten) opnemen. Een gedeelte van de geldbedragen is op de rekeningen blijven staan en hierop is door het openbaar ministerie beslag gelegd. Gelet op deze gang van zaken vindt de rechtbank bewijsbaar dat de verdachten hebben verborgen en verhuld wie de rechthebbende op deze van misdrijf afkomstige geldbedragen was of wie het voorwerp voorhanden had (artikel 420bis lid 1 sub a Sr) en dat zij deze geldbedragen hebben verworven, voorhanden hebben gehad, hebben overgedragen en hebben omgezet (artikel 420bis lid 1 sub b Sr). Het waren immers de verdachten, en niet de katvangers, die de daadwerkelijke beschikkingsmacht hadden over de door de Belastingrecht overgeboekte geldbedragen. Door deze bedragen op de bankrekeningen van katvangers te laten storten bleef bovendien verborgen wie de geldbedragen daadwerkelijk voorhanden had.

Met deze gang van zaken staat naar het oordeel van de rechtbank eveneens vast dat er geen sprake is van het slechts tezamen en in vereniging met een ander verwerven en voorhanden hebben van geldbedragen, maar dat de gedragingen van de verdachten ook gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst daarvan. Dit betekent dat de door de Hoge Raad ontwikkelde kwalificatieuitsluitingsgrond met betrekking tot het verwerven en voorhanden hebben als bedoeld in artikel 420bis lid onder b Sr zich hier niet voordoet.
 

Deelnemen aan een criminele organisatie

Uit het voorgaande volgt tevens dat Verdachte heeft behoord tot een op het plegen van fraude gericht samenwerkingsverband waarbij gedurende een langere periode op gestructureerde en georganiseerde wijze is samengewerkt tussen verdachten en waarbij de inbreng van Verdachte van essentieel belang was voor het verwezenlijking van het binnen die organisatie bestaande oogmerk. Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat Verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr.
 

Bewezenverklaring

  • Feit 1: medeplegen van het opzettelijk schenden van enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van zijn ambt verplicht is het te bewaren, meermalen gepleegd;
  • Feit 2 primair: diefstal, door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd, en diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
  • Feit 3 primair: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
  • Feit 4 primair: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
  • Feit 5: van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
  • Feit 6: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
     

Strafoplegging

Gevangenisstraf van 24 maanden.

 

Lees hier de volledige conclusie.

 

 

Print Friendly and PDF ^