Onoplettendheid en onachtzaam handelen door schipper Amicitia: 200 uur werkstraf geëist
/Op 21 augustus 2016 bij het binnenlopen van de haven van Harlingen breekt de voorste mast van het klassieke zeilschip de Amicitia af. Drie slachtoffers die op het voordek aanwezig zijn, worden geraakt door de vallende mast en komen daarbij om het leven.
De officier: “Een ongeluk als deze kent alleen maar verliezers. In de eerste plaats de nabestaanden, maar ook de veroorzakers van een ongeval worden geconfronteerd met een situatie die zij niet gewild hebben.” Dit ongeluk heeft ook geleid tot een schok in de wereld van de zogenaamde bruine vloot. Dat er geen opzet in het geding was betekent niet dat er ook geen sprake kon zijn van verwijtbaar handelen. Om te onderzoeken of daar sprake van was heeft het OM een strafrechtelijk onderzoek ingesteld naar de toedracht en oorzaak van het ongeval.
Reflectie
Door Team Verkeersspecialisten van de Landelijke Eenheid van de politie is uitgebreid onderzoek gedaan naar de oorzaak, toedracht en vermijdbaarheid van het incident. Ook is gesproken met de mannen die in 2015 aan de mast hebben gewerkt. Daarnaast zijn er getuigen-deskundigen benoemd. In maart 2017 is het onderzoek afgerond. Nadat de zaak onder meer in een landelijke reflectiebijeenkomst door een groot aantal professionals is bestudeerd en beoordeeld, besloot het OM in april 2018 om verdachte te vervolgen voor dood door schuld.
Onoplettend
De officier is van mening dat verdachte aanmerkelijk onoplettend en onachtzaam is geweest. Verdachte had goed op de hoogte moeten zijn van de staat van onderhoud van de mast en had er voor moeten zorgen dat het schip van een deugdelijke mast was voorzien. Ook al heeft hij het overlijden van deze drie mannen nooit gewenst, dit overlijden valt hem wel aan te rekenen. Een eigenaar en schipper van een charterschip die daar op vaart met betalende gasten dient zorg te dragen voor een veilig schip en dat is in deze zaak volgens het OM niet gebeurd.
Eis
De officier eist een werkstraf voor de duur van 200 uur en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van drie jaar.
De rechtbank doet over twee weken uitspraak.
Bron: OM