Ontnemingsvordering voor PGB-fraude, verwerping verweer dat de gehanteerde berekeningsmethode leidt tot een onredelijk resultaat, omdat hierbij ook legale inkomsten worden ontnomen

Rechtbank Zwolle 22 november 2012, LJN BY8458 (ontnemingsvordering) Betrokkene is veroordeeld wegens, kort gezegd, PGB-fraude (persoonsgebonden budget).

Standpunt verdediging 

De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er een nieuwe berekening plaats moet vinden, waarbij per cliënt bekeken wordt of er sprake is geweest van fraude.

Subsidiair heeft de raadsvrouw gesteld dat alle kosten afgetrokken moeten worden.

De door het Openbaar Ministerie gehanteerde berekeningsmethode leidt tot een onredelijk resultaat, omdat hierbij ook legale inkomsten worden ontnomen.

Het vonnis laat geen ruimte voor de vergaande conclusie dat het handelen van betrokkene in de kern onrechtmatig is en dat bedrijf is opgericht om fraude te plegen. Als een rode draad door het vonnis loopt de gedachte dat een deel van het PGB-geld wel is besteed aan de zorg waar het voor bedoeld was. Bij een groot deel van de cliënten was reeds een CIZ-indicatie aanwezig bij de opname en is deze indicatie niet door bedrijf aangevraagd. Ook verbleven er personen zonder CIZ-indicatie. Dit is een indicatie dat betrokkene niet het onderste uit de kan wilde, omdat tegenover het verblijf van deze personen geen vergoeding stond. Een substantieel deel van de inkomsten is legaal verkregen, waardoor de berekeningsmethode niet kan worden gebruikt. Bij de berekeningsmethode wordt immers ervan uitgegaan dat bedrijf een fraudemachine was. Het Openbaar Ministerie heeft ingecalculeerd dat er ook legale opbrengsten worden ontnomen. Het doel van het ontnemen van wederrechtelijk verkregen voordeel is dat het vermogen wordt teruggebracht in de stand van vóór de wederrechtelijk gepleegde feiten. Er moet geen sprake zijn van leedtoevoeging.

Het wederrechtelijk verkregen voordeel moet berekend worden aan de hand van de klassieke berekeningsmethode van het transactieresultaat. Per cliënt moet berekend worden hoe hoog het wederrechtelijk verkregen voordeel is.

Subsidiair heeft de raadsvrouw gesteld dat betrokkene het onroerend goed heeft opgeknapt. Iemand die wil frauderen, zal de woningen niet puntgaaf maken. Al de kosten staan in directe relatie met het delict en moeten dus worden afgetrokken van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Oordeel rechtbank

De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat een andere wijze van berekenen moet worden toegepast, waarbij per cliënt bekeken wordt of er sprake is geweest van fraude. Er is sprake van één groot feitencomplex. De rechtbank heeft in haar vonnis van 23 maart 2012 overwogen dat “het streven van verdachte er op gericht was zo hoog mogelijke indicaties en – daaraan gekoppeld – PGB’s te verwerven om de op die manier verkregen gelden naar haar eigen goeddunken aan te wenden voor zorg, maar ook voor andere zaken”. De bedrijfsvoering van bedrijf was gericht op PGB-fraude, zodat niet gedifferentieerd hoeft te worden naar afzonderlijke cliënten. De gehele brutomarge komt voor ontneming in aanmerking gelet op het Urker-Visserarrest. Aan het opleggen van de maatregel tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel staat immers niet in de weg dat de opbrengst ook zou zijn ontvangen indien de regels waren nageleefd.

Het verweer dat door de gebruikte berekeningsmethode ook legale inkomsten worden ontnomen verwerpt de rechtbank ook, omdat de kosten die voor de verleende zorg zijn gemaakt, reeds zijn verrekend doordat de jaarrekeningen als basis van de berekening zijn genomen. De kosten voor onder meer personeel zijn van de omzet afgetrokken.

Uit de beschikbare stukken heeft de rechtbank niet af kunnen leiden dat er meer kosten zijn gemaakt voor de verleende zorg, dan waar reeds rekening mee is gehouden in de berekening van het SFO.

De rechtbank stelt het bedrag, waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat, vast op € 3.104.004, vermeerderd met de wettelijke rente. De rechtbank legt aan betrokkene de verplichting op om terzake van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat te voldoen een bedrag van € 3.104.004, vermeerderd met de wettelijke rente.

 

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^