Onttrekking aan het beslag van twee auto's leidt tot een veroordeling van een werkstraf van 140 uur
/Rechtbank Gelderland 18 juni 2013, LJN CA3443
Feiten
Bij brief van 24 november 2010 heeft belastingdeurwaarder aangifte gedaan van vermoedelijke overtreding van artikel 198 Sr. De belastingdeurwaarder heeft daarin naar voren gebracht dat hij op 23 november 2010 wilde overgaan tot executoriale verkoop van twee onder de belastingschuldige in beslag genomen personenauto’s en dat hij heeft vastgesteld dat die niet voor de verkoop ter beschikking waren gesteld. De verdachte, directeur grootaandeelhouder van de BV, die volgens de belastingdeurwaarder als bewaarder was aangesteld, had aangegeven dat de auto’s niet aanwezig waren omdat zij niet in beslag zouden zijn genomen. Vervolgens is onder leiding van de officier van justitie door FIOD een strafrechtelijk onderzoek tegen de verdachte naar vermoedelijke onttrekking van de auto’s aan het beslag ingesteld.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte van het hem ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken.
Er lag geen beslag op de auto’s, omdat de auto’s niet rechtsgeldig in beslag waren genomen. De verdachte kan de auto’s dan ook niet aan het beslag hebben onttrokken. Niet alleen heeft de belastingdeurwaarder vanuit de woning hooguit het kenteken van één van de auto’s gezien, omdat één van de auto’s op dat moment in de garage stond, maar ook is het aannemelijk dat het exploot, zoals zich dat als bijlage D06 bij de processtukken bevindt, niet aan de verdachte is uitgereikt. Achter dat stuk bevinden zich in het procesdossier HSB prints met als peildatum 17 november 2011, terwijl de uitreiking van het exploot een dag daarvoor al zou hebben plaatsgevonden. Daarnaast zijn de auto’s niet geleverd, zodat belastingschuldige eigenaar is gebleven. Niet gezegd kan worden dat alleen al door de verandering van de tenaamstelling de auto’s aan het beslag zijn onttrokken.
Beoordeling politierechter
Naar het oordeel van de politierechter zijn er geen onregelmatigheden bij de beslaglegging op de auto’s aannemelijk geworden die meebrengen dat het gelegde beslag voor onrechtmatig zou moeten worden gehouden. Uit de door de belastingdeurwaarder als getuige (onder ede) beschreven gang van zaken, die overeenstemt met de inhoud van het Exploot Proces verbaal executoriaal beslag op roerende zaken (geen registergoederen), kan niet worden afgeleid dat dergelijke (formele) onregelmatigheden zich zouden hebben voorgedaan. Daarnaast zijn er onvoldoende aanwijzingen dat, in afwijking van die beschrijving en dat exploot, de belastingdeurwaarder (één van) de auto’s op 16 november 2009 niet zou hebben waargenomen en/of dat hij zou hebben nagelaten een exemplaar van het exploot aan de verdachte als vertegenwoordiger van de beslagen BV en als aangewezen bewaarder uit te reiken. Het niet aantreffen in de administratie van de belastingadviseur van een exemplaar van het exploot inzake het onder belastingschuldige gelegde beslag, geeft in elk geval nog niet voldoende grond voor (de juistheid van) de stelling dat dat exploot niet zou zijn uitgereikt. Het gegeven dat zich verschillende HSB prints bij de processtukken bevinden, waaronder prints met een peildatum gelegen na de datum van de beslaglegging, dwingt zonder meer nog niet tot een ander oordeel. Van belang hierbij is ook dat onder de belastingadviseur, aan wie de verdachte naar eigen zeggen de aan hem uitgereikte beslagpapieren heeft gegeven, prints uit HSB met een peildatum gelegen vóór 16 november 2009 zijn aangetroffen.
Vast staat dat de kentekens van de auto’s vóór de (in tweede instantie) geplande executiedatum zijn overgeschreven en dat de auto’s niet op het adres van de executieverkoop aanwezig waren. Naar het oordeel van de politierechter houdt die handelwijze het ontrekken van de auto’s aan het beslag in. Dat één van de auto’s later alsnog door de belastingdeurwaarder is afgevoerd en dat de verdachte de andere toch nog daarvoor ter beschikking zou willen stellen, maakt dit niet anders. Uit de beschikbare gegevens kan verder worden afgeleid dat de verdachte leidend is geweest bij de overschrijving van de auto’s en dat hij heeft nagelaten, terwijl hij als bewaarder was aangesteld, om de auto’s voor de verkoop ter beschikking te stellen.
Strafoplegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis.
De raadsman heeft aangevoerd dat bij een bewezenverklaring van het tenlastegelegde een lagere straf dient te volgen dan de officier van justitie heeft gevorderd. De raadsman heeft als strafverlagende omstandigheden aangevoerd dat het feit in 2011 zou zijn gepleegd, dat de verdachte een nagenoeg blanco strafblad heeft en dat de Belastingdienst tot op heden het beslag alsnog kan uitwinnen.
De politierechter heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte, zoals van één en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft twee roerende zaken onttrokken aan het beslag dat daarop door de belastingdeurwaarder krachtens de Invorderingswet 1990 was gelegd. Hij heeft daarmee gehandeld in strijd met de belangen van een ongestoorde beslaglegging en het gezag van de belastingdeurwaarder niet geëerbiedigd. Dat de beslaglegger door de aan verdachte verweten gedraging niet benadeeld hoeft te zijn, zoals de raadsman heeft aangevoerd, is hier niet (direct) van betekenis, omdat artikel 198 Sr dat belang niet (in de eerste plaats) beoogt te beschermen. Verder heeft de politierechter overwogen dat, voor zover de verdachte zich heeft laten leiden door een verkeerd advies van zijn belastingadviseur, die omstandigheid voor zijn eigen rekening en risico moet blijven, omdat hij in dezen verantwoordelijk blijft voor zijn eigen doen en laten.
Al met al acht de politierechter, mede gelet op de blanco justitiële documentatie van de verdachte en gezien de ouderdom van de zaak, een werkstraf van 140 uur passend en geboden.
Lees hier de volledige uitspraak.