Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 3a van de Visserijwet 1963
/Rechtbank Amsterdam 23 november 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:8711
Verdachte heeft er niet voor zorggedragen dat de ondermaatse wijting niet werd aangeland. Daarmee heeft hij de Europese wetgeving overtreden die er op ziet dat de vis voldoende gelegenheid krijgt zich voort te planten, zodat ook in de toekomst een gezonde visstand kan worden gegarandeerd.
Formele voorvragen
De gemachtigde heeft nietigheid van de dagvaarding bepleit. De gemachtigde heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte niet zelf de vis heeft behandeld en dat dat ook niet is gebeurd door, zoals in het proces-verbaal van de NVWA is vermeld, jonge bemanningsleden, maar dat de vis is behandeld door eerstejaars studenten van het ROC van 15 en 16 jaar oud.
Verder heeft de gemachtigde aangevoerd, zo begrijpt de economische politierechter, dat de officier van justitie niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging, omdat ten onrechte de verdachte in plaats van de eigenaar van het schip, de besloten vennootschap naam vennootschap. (hierna: de B.V.), wordt vervolgd, terwijl de zaak tegen de B.V. wegens gebrek aan bewijs is geseponeerd.
Het oordeel van de economische politierechter
Om de geldigheid van de dagvaarding vast te stellen is niet van belang om vast te stellen of de verdachte, een bemanningslid of een leerling de vis heeft behandeld. Het verweer moet dan ook worden verworpen. Nu er ook geen andere beletselen zijn om de geldigheid van de dagvaarding aan te nemen is de dagvaarding geldig.
De officier van justitie is ook ontvankelijk in de vervolging. De omstandigheid dat de officier van justitie ervoor heeft gekozen de B.V. niet te vervolgen - daargelaten of dat in dit geval wel of niet mogelijk was - beneemt haar niet de bevoegdheid de schipper te vervolgen.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
Waardering van het bewijs
De gemachtigde heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft de gemachtigde samengevat aangevoerd:
a. dat het proces-verbaal met nummer 136474/103256/6049187/0 (hierna: het proces-verbaal) ten onrechte vermeld dat de vis op soort en grootteklassen was gesorteerd, nu die sortering al aan boord had plaatsgevonden;
b. dat de meting van de vis niet heeft plaatsgevonden conform de toepasselijke Verordening EG nr. 850/98, Bijlage XIII, nu uit de in het proces-verbaal opgenomen foto’s blijkt dat de vis met de bek open is gemeten, waardoor een te korte meting heeft plaatsgevonden;
c. dat op de foto’s in het proces-verbaal niet is uit te maken welke vis is gefotografeerd en van wie die afkomstig is.
Het oordeel van de economische politierechter
De in het proces-verbaal opgenomen constatering dat de verbalisanten zagen dat de vangst van de UK-145 op soort en grootteklassen was gesorteerd is niet in tegenspraak met de stelling van de gemachtigde dat de sortering reeds aan boord had plaats gevonden. Ook indien reeds aan boord sortering heeft plaatsgevonden kunnen de verbalisanten immers vaststellen dat de vis op soort en grootteklasse was gesorteerd.
Het gaat in deze zaak - kort gezegd - om de vraag of de verdachte ondermaatse wijting aan boord niet apart gehouden heeft en/of ondermaatse wijting heeft aangeland en voor humane consumptie heeft aangeboden. Verbalisanten hebben in dat kader een steekproef van twee kisten met in totaal 40 kilogram gepakt en doorgemeten1. Volgens verbalisanten is daarbij gebleken dat er in die twee kisten ca. 6,5 kg ondermaatse wijting van kleiner dat 27 cm was opgenomen.
Verbalisanten hebben vervolgens door werknemers van de visfactorij, onder toezicht van verbalisant verbalisant 1, de gehele vangst wijting van de naam schip laten sorteren op grootte2. Daarbij is 80 kg ondermaatse wijting uitgesorteerd op een totale vangst van 718 kg wijting.
Om te kunnen vast stellen of wijting ondermaats is dient de wijting te worden gemeten overeenkomstig bijlage XII bij Verordening EG nr. 850/98.
Voor zover van belang houdt die bijlage in:
BEPALING VAN DE AFMETING VAN MARIENE ORGANISMEN
1. Elke vis wordt gemeten van de punt van de snuit tot het uiteinde van de staartvin.
..
Om te kunnen vaststellen of de wijting in dit geval ondermaats was, zal de economische politierechter moeten vaststellen of de meting door de verbalisanten en, onder hun toezicht, door het personeel van de visfactorij overeenkomstig die bepalingen is gedaan.
Anders dan de gemachtigde kan de economische politierechter niet waarnemen dat de wijting op de foto is ingedrukt, waardoor deze te kort zou worden gemeten.
Met de gemachtigde stelt de economische politierechter vast dat deze vis de mond open heeft en dat daardoor de meting in negatieve zin wordt beïnvloed. Dat is niet in overeenstemming met het meetvoorschrift. Het verschil dat daardoor optreedt zal echter niet meer zijn dan 1 tot maximaal 3 mm.
Als van 3 mm verschil wordt uitgegaan is de vis op de afbeelding nog altijd ruimschoots ondermaats.
Aannemelijk is dus wel dat bij de meting mogelijk afwijkingen zijn opgetreden, maar dat die afwijkingen zeer beperkt zijn.
Uit het proces-verbaal is niet af te lijden in welke mate de verschillende vissen ondermaats zijn bevonden. De afgebeelde exemplaren zijn ruimschoots ondermaats, maar niet is uit te sluiten dat ook exemplaren als ondermaats zijn aangemerkt die bij de meting net buiten de marge vielen en die als gevolg van een fout bij het meten ten onrechte als ondermaats zijn aangemerkt.
De economische politierechter zal daarom wel bewezen verklaren dat sprake was van ondermaatse wijting, maar er bij de strafbepaling niet van uitgaan dat het om 80 kg ondermaatse wijting ging.
Partiële vrijspraak
De meting van de wijting heeft plaatsgevonden zoals die in hal van de visafslag ten verkoop werd aangeboden4. Het proces-verbaal bevat niets ter beantwoording van de vraag of de exemplaren die kleiner waren dan de toepasselijke minimum instandhoudingsreferentiegrootte aan boord wel of niet opgeslagen gehouden werden in bakken, ruimten of containers, apart van andere visserijproducten. De verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 3a van de Visserijwet 1963.
Strafoplegging
Voorwaardelijke geldboete van € 500,00 met een proeftijd van 2 jaar.
Lees hier de volledige uitspraak.