Raadsman: verdachte dient te worden vrijgesproken nu de onder 1 ten laste gelegde verduistering de onder 2 ten laste gelegde valsheid in geschrifte impliceert
/Rechtbank Overijssel 17 september 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:4302 Aan verdachte is onder feit 1 verduistering ten laste gelegd en onder feit 2 valsheid in geschrifte. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte van feit 2 dient te worden vrijgesproken aangezien de onder 1 ten laste gelegde verduistering tegelijkertijd de onder 2 ten laste gelegde valsheid in geschrifte impliceert.
De rechtbank is van oordeel dat de stellingname van de raadsman, ook als de rechtbank het mede opvat als een beroep op niet-ontvankelijkheid, geen steun vindt in het recht. Naar het oordeel van de rechtbank is het strafrechtelijk verwijt van gekwalificeerde verduistering een heel andere dan die van valsheid in geschrifte. Zo is het beschermd belang bij verduistering het vermogen van de benadeelde en het vertrouwen in de persoon die het goed onder zich heeft. Bij valsheid in geschrift gaat het om het vertrouwen dat het publiek in het algemeen moet hebben in de juistheid van geschriften. In een dergelijke situatie is artikel 55 lid 1 Sr. niet van toepassing volgens de Hoge Raad (HR 24 april 1984, NJ 1984/639).
Ook als artikel 55, lid 1 van toepassing zou zijn, staat het de officier van justitie trouwens vrij om beide feiten ten laste te leggen. In dat geval zou alleen de valsheid in geschrift, als het “zwaarste” feit, gekwalificeerd worden met als toevoeging dat het in eendaadse samenloop is gepleegd met het andere feit. Tot niet-ontvankelijkheid, of vrijspraak kan deze stelling van de raadsman niet leiden, zodat de rechtbank eraan voorbij gaat.
De rechtbank veroordeelt de verdachte wegens verduistering en valsheid in geschrifte tot een taakstraf van 240 uur, plus een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Lees hier de volledige uitspraak.