Sa­men­vat­ting voor­lich­ting over ver­ster­king kwa­li­teit van de rechts­be­scher­ming van de bur­ger

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft op verzoek van de Eerste Kamer een voorlichting gegeven over de kwaliteit van de rechtsbescherming van de burger. De Eerste Kamer vroeg op welke wijze het lerend vermogen van wetgever en bestuur door terugkoppeling vanuit de rechtspraak kan worden bevorderd door middel van een dialoog tussen de drie staatsmachten – wetgever, bestuur en rechter – met als doel de kwaliteit van de rechtsbescherming van de burger te versterken. De Eerste Kamer heeft de voorlichting op 18 december 2020 openbaar gemaakt.

Dialoog

De Afdeling advisering hanteert het begrip 'dialoog' in de voorlichting niet in de letterlijke zin van een gesprek. Een 'dialoog' tussen wetgever, bestuur en rechter moet worden opgevat als een wisselwerking tussen deze staatsmachten, die plaatsvindt binnen de kaders van machtenspreiding. Om een zinvolle dialoog te voeren, is het van belang dat elk van de staatsmachten zich bewust is van zijn rol binnen de democratische rechtsstaat en regelmatig reflecteert op het eigen functioneren. Tegelijkertijd moeten de staatsmachten terughoudend zijn in hun eigen standpunt over elkaars functioneren. Dat neemt niet weg dat de staatsmachten zich steeds bewust moeten zijn van de rol van de andere staatsmachten en zich met dat doel moeten verdiepen in elkaars functie, achtergrond en werkzaamheden. Rolvastheid, begrip van en respect voor elkaars positie en de bereidheid om van elkaar te leren zijn essentieel voor een goede dialoog.

Terugkoppeling

Het lerend vermogen van wetgever en bestuur kan en moet in de eerste plaats binnen de bestaande context vorm krijgen. De voorbereiding van wet- en regelgeving en beleid is daarbij van groot belang. Toetsing achteraf vindt plaats door de rechter, die zijn bevindingen terugkoppelt via zijn uitspraken. De mogelijkheid van terugkoppeling door de rechter van ervaringen met wet- en regelgeving en bestuurspraktijk – anders dan via zijn uitspraken – is aan beperkingen onderworpen. De Afdeling advisering onderscheidt  drie typen zaken en beoordeelt daarbij in hoeverre een nadere uitwerking van terugkoppelingsinstrumenten behulpzaam kan zijn:

Wetstechnische onvolkomenheden

In de eerste plaats zijn er zaken waarin wetstechnische onvolkomenheden aan het licht komen. Het gaat dan om onduidelijkheden of inconsistenties die door de rechter kunnen worden opgelost in de kwestie die aan hem is voorgelegd. In verband met de rechtszekerheid is het van belang dat de wetgever die onvolkomenheden verhelpt voor alle toekomstige gevallen. Dat kan de rechtsbescherming van de burgers ten goede komen.

Samenhangend rechterlijk beleid

Ten tweede zijn er zaken die zich in de kern van het rechterlijk oordelen en daarmee samenhangend rechterlijk beleid bevinden. Deze zaken lenen zich naar het oordeel van de Afdeling niet voor terugkoppeling. Het onderscheid in de rol van de staatsmachten zou daarmee te veel vervagen en dat zou het evenwicht tussen de verschillende staatsmachten verstoren.

Zaken buiten deze categorieën

Ten slotte zijn er zaken die niet in de eerste of tweede categorie vallen. Die zaken gaan bijvoorbeeld over complexe regelingen die structureel tot problemen leiden voor burgers (doenbaarheid) of het bestuur (uitvoerbaarheid). Waar mogelijk moet de rechter individueel maatwerk bieden. Als deze zaken niet voldoende kunnen worden opgelost door individuele uitspraken van de bestuursrechter, kunnen zij voor terugkoppeling in aanmerking komen. De rechter moet hierbij de grenzen van zijn functie en rol bewaken en dus terughoudend zijn. Hij zal zich moeten beperken tot het signaleren van de zaken en zich in niet moeten inlaten met politieke en beleidsmatige keuzes en oplossingen.

Lees hier de volledige tekst van de voorlichting van de Afdeling advisering.

,
Print Friendly and PDF ^