Strafrechtelijk onrechtmatig verkregen. Het opvragen van informtie druist incasu zozeer in tegen datgene wat van een behoorlijk handelend overheid mag worden verwacht dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht.
/Rechtbank Haarlem 11 februari 2013, LJN BZ3282
Essentie
De rechtbank is van oordeel dat het opvragen van informatie door de inspecteur van de Belastingdienst/Amsterdam (verweerder), terwijl hij wist dat het ging om strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs en het vervolgens – nadat genoemde onrechtmatigheid onherroepelijk is komen vast te staan – gebruiken ter onderbouwing van de navorderingsaanslagen, dermate indruist tegen datgene wat van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht.
Uitsluiting van bewijs in strafzaak
Op 22 april 2010 komt een onbekend gebleven persoon het politiebureau binnen en meldt zich bij de balie. Hij verklaart: ‘Ik weet dat op het adres nu henneptoppen worden geknipt. Ik weet zeker dat het knippen vandaag gebeurt en dat er dus een hennepplantage in genoemde woning is. Vraagt u mij niet hoe ik dit weet, want ik wil anoniem blijven’. De verbalisant bespreekt deze melding met de hulpofficier van Justitie. De HOvJ geeft een machtiging tot het binnentreden van genoemde woning af, met als grond art. 9, lid 1 onder b, van de Opiumwet. Vijf politieagenten rijden naar genoemde woning. De woning wordt betreden gebruikmakend van de afgegeven machtiging.
De rechtbank is van oordeel dat er geen redelijk vermoeden bestond dat op het adres overtreding van de Opiumwet plaatsvond. De rechtbank betrekt bij dit oordeel dat in het onderhavige geval de informatie uit de anonieme tip beperkt bleef tot de mededeling dat op het adres een hennepplantage aanwezig zou zijn en dat er vandaag henneptoppen zouden worden geknipt. De betrouwbaarheid van de melder is door de politie niet onderzocht. Niet blijkt dat deze melder na verstrekking van de informatie enige vraag is gesteld ter verificatie van de verkregen informatie. De politie heeft evenmin enig onderzoek gedaan naar de bewoner(s) van het adres. De persoon van de bewoner, verdachte, was niet in beeld toen de politie de woning met gebruikmaking van de machtiging betrad.
Door de onrechtmatige binnentreding in de woning heeft de politie het huisrecht van verdachte geschonden. De consequentie van deze onjuiste gang van zaken dient te zijn dat de in de woning aangetroffen goederen niet kunnen bijdragen aan het bewijs van het ten laste gelegde.
Opgelegde navorderingsaanslag
Vaststaat dat de bewijsmiddelen waarop de onderhavige navorderingsaanslagen berusten strafrechtelijk onrechtmatig zijn verkregen aangezien er geen redelijk vermoeden bestond dat in de woning van eiser overtreding van de Opiumwet plaatsvond
In de eerste plaats is het gebruik van zodanige bewijsmiddelen in ieder geval niet ongeoorloofd, indien de bewijsmiddelen niet als jegens de belanghebbende op onrechtmatige wijze verkregen kunnen worden beschouwd.
Overigens heeft te gelden dat, ingeval gesproken kan worden van jegens de belanghebbende op strafrechtelijk onrechtmatige wijze verkregen bewijsmiddelen, dit voor de inspecteur geen beletsel behoeft te zijn om daarvan gebruik te maken. In een dergelijk geval zal met inachtneming van alle ter zake dienende omstandigheden nader moeten worden beoordeeld of de inspecteur handelt in strijd met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur, en meer in het bijzonder met het zorgvuldigheidsbeginsel, door ter vaststelling of ter ondersteuning van een belastingaanslag van dit strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijsmiddel gebruik te maken
Met betrekking tot bewijsmiddelen waarvan de inspecteur, ook indien de onrechtmatige handelingen van de vervolgende instanties niet hadden plaatsgevonden, zonder wettelijke belemmering kennis had kunnen nemen, kan in het algemeen van strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet worden gesproken, zo de inspecteur van deze bewijsmiddelen gebruik maakt.
Blijkens de vaststaande feiten heeft op 7 september 2011 een brigadier van de politie, na overleg met de officier van justitie, naar verweerder gebeld met de mededeling dat bij eiser goederen en geld zijn aangetroffen terwijl het er op leek dat deze niet uit een legale bron van inkomen afkomstig waren. Aan verweerder is op dat moment tevens verteld dat eiser is vrijgesproken vanwege onrechtmatig binnentreden in de woning. Verweerder heeft vervolgens op 8 september 2011 een verzoek ex artikel 55 van de Awr ingediend bij de officier van justitie. Dit verzoek is per ommegaande voor akkoord getekend retour gezonden.
De rechtbank is van oordeel dat het opvragen van informatie door verweerder terwijl hij wist dat het ging om strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs en het vervolgens – nadat genoemde onrechtmatigheid onherroepelijk is komen vast te staan – gebruiken ter onderbouwing van de navorderingsaanslagen, dermate indruist tegen datgene wat van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht.
Tevens heeft eiser verklaard, nadat hij was aangehouden, dat hij ongeveer € 1.100 à 1.200 netto per maand verdient met zijn werkzaamheden als sportmasseur. Op grond van deze verklaring is de winst uit onderneming gecorrigeerd naar een bedrag van € 14.400. In beroep ontkent eiser dergelijke bedragen als winst uit onderneming te hebben genoten. De verklaring van eiser afgelegd bij de politie na zijn aanhouding dient gelet op het voorgaande eveneens te worden aangemerkt als fiscaal ontoelaatbaar bewijs en deelt het lot van de besmette vruchten van het justitieel onderzoek. De correcties kunnen derhalve in zoverre evenmin worden onderbouwd door verweerder.
Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat de grondslag aan de in de navorderingsaanslagen vastgestelde correcties ontvalt. De navorderingsaanslagen, de opgelegde boete en de beschikkingen heffingsrente dienen te worden vernietigd.
Lees hier de volledige uitspraak.