Verdachte heeft gedurende lange tijd personen opgelicht, van wie grote bedragen werden verkregen waarmee zou worden meegedaan in een financieringsconcept

Rechtbank Noord-Holland 1 oktober 2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:9550

Verdachte heeft zich gedurende een lange periode – daarbij veelal samenwerkend met anderen – bezig gehouden met het oplichten van personen, van wie grote bedragen werden verkregen waarmee zou worden meegedaan in een financieringsconcept, dat tot gigantische rendementen zou kunnen leiden. Door zijn kennis van de materie enerzijds en de aan inleggers voorgehouden garanties anderzijds slaagde hij er in – in een aantal gevallen samen met anderen – bedoelde bedragen ter beschikking te krijgen op een bankrekening waar deze niet – zoals voorgespiegeld – gereserveerd of geblokkeerd bleven, maar grotendeels ten goede kwamen aan hemzelf en zijn mededaders.

Met de zojuist bedoelde activiteiten is verdachte – samen met twee mededaders – begonnen in 2004. Vanuit de gedachte dat het mogelijk moest zijn een mooi inkomen te verwerven door middel van activiteiten in de financiële wereld, werden gelden aangetrokken. Nadat die gelden waren ingelegd, werden die niet in de eerste plaats bestemd werden om daarmee te handelen, maar werden ze in verband met diverse persoonlijke doeleinden naar eigen bankrekeningen overgeboekt. Toen inleggers – die in de meeste gevallen aanzienlijke geldbedragen hadden ingelegd, in totaal ruim € 1.300.000 – zich begonnen te beroepen op de gemaakte afspraken, die inhielden dat zij na korte tijd rendementen tegemoet konden zien, is verdachte niet ten halve gekeerd, maar juist doorgegaan met het bewegen van een aantal nieuwe investeerders grote bedragen in te leggen. Anders dan deze investeerders – allen afkomstig uit de zakelijke kennissenkring van een van de personen die reeds eerder hadden ingelegd – werd voorgespiegeld, was het eerste en voornaamste doel het oplossen van de problemen die waren gerezen in verband met het niet kunnen nakomen van toezeggingen aan de eerste reeks inleggers.

Ook waar het betreft de ontevredenheid van deze inleggers, die niet het in het vooruitzicht gestelde rendement ontvingen en evenmin hun eigen inleg van in totaal € 750.000 terugontvingen, zoals was toegezegd, herhaalt de geschiedenis zich. Met die ontevredenheid krijgt in het bijzonder de persoon te maken, die zijn zakelijke kennissenkring had aangeboord. Met hem heeft verdachte zich vervolgens, schuldig gemaakt aan het tot tweemaal toe oplichten van een van diens voormalige werknemers, die door een samenweefsel van verdichtsels is bewogen tot de afgifte van grote geldsommen, in 2006 een bedrag van € 600.000 en in 2007 een bedrag van € 370.000. Verdachte en zijn mededader hebben zich daarbij in 2006 bediend van valse documenten, vervaardigd met het doel het slachtoffer ervan te overtuigen dat zijn geld in goede handen zou zijn en dat hij daarmee een fors rendement zou verkrijgen, terwijl zij het aldus opgewekte vertrouwen geenszins konden waarmaken en het geld aanwendden voor het oplossen van hun eigen problemen.

Ter terechtzitting heeft verdachte zijn verhaal verteld en inzicht willen geven in zijn visie en de theoretische haalbaarheid van de voorgestelde financiële constructie benadrukt. Dat heeft hij op een consistente wijze gedaan en daarbij aannemelijk gemaakt, dat het niet de vooropgezette bedoeling is geweest, dat de inleggers hun geld voorgoed zouden kwijtraken.

Het ontbreken van die bedoeling neemt echter niet weg, dat verdachte in zijn werkwijze zijn eigen belangen voortdurend heeft laten prevaleren boven die van de inleggers op basis van wier geld hij voorwendde handel te drijven. Daarnaast wordt verdachte’s werkwijze daardoor gekenmerkt, dat hij gebruik heeft gemaakt van constructies waardoor anderen de eerste klappen opvangen doordat zij formeel betrokken zijn bij het ingezette investeringsvehikel.

Bij de bepaling van de strafsoort en strafmaat is van belang dat de feiten waarvoor verdachte bij dit vonnis veroordeeld wordt, zes tot bijna tien jaar geleden hebben plaatsgevonden, al kan deze lange duur niet uitsluitend het openbaar ministerie worden aangerekend. Met name dit tijdsverloop, maar in samenhang bezien met al het voorgaande, leidt tot de slotsom dat de rechtbank het niet passend acht aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Zij zal volstaan met een vooralsnog niet ten uitvoer te leggen gevangenisstraf van enige duur en daarnaast een taakstraf van het maximale aantal uren opleggen.

Een overweging die de rechtbank bij de bepaling van dit sanctiepakket heeft laten gelden, is ook dat verdachte – gelet op hetgeen de rechtbank zal beslissen met betrekking tot de positie van de benadeelde partijen die zich hebben gevoegd in het geding over de strafzaak – voorlopig niet verlost zal zijn van de financiële pijn van zijn handelen.

De rechtbank veroordeelt verdachte tot het verrichten van 240 uur taakstraf  alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaar.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^