Verdachte heeft onvoldoende maatregelen genomen om arbeidsongeval te voorkomen en is daarmee ernstig tekortgeschoten in haar zorgplicht
/Rechtbank Overijssel 24 april 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:2193
Op vrijdag 3 augustus 2012 waren slachtoffer 1 en slachtoffer 2 in hun functie van onderhoudsmonteur gasinstallaties voor hun werkgever firma aan het werk op locatie bij verdachte B.V. aan de adres te Kampen. Zij waren daar sinds 25 juli 2012 bezig met onderhoudswerkzaamheden aan alle aardgasgestookte installaties. De middag van 3 augustus 2012 waren slachtoffer 1 en slachtoffer 2 aan het werk in de reparatiehal (hal 4) van verdachte. Zij bevonden zich op enig moment op het werkplatform van een schaarhoogwerker, die hen door verdachte ter beschikking was gesteld, en waren bezig met het uitvoeren van onderhoud aan een heater die op ongeveer 6 meter hoogte achterin de reparatiehal hing. Deze heater hing boven de in de reparatiehal aanwezige kraanbaan en de schaarhoogwerker stond opgesteld in de baan van de bovenloopkraan. slachtoffer 1 en slachtoffer 2 hadden de schaarhoogwerker daar zelf opgesteld. In de reparatiehal waren werknemers van verdachte aan het werk. De heer betrokkene 1, hoofd reparatie bij verdachte, wilde op het moment van het ongeval met behulp van de bovenloopkraan een aantal wielen van een oplegger afpakken. Hij nam daarvoor de afstandsbediening van de bovenloopkraan ter hand, die voorin de hal aan de kraan hing. betrokkene 1 zette de bovenloopkraan in beweging. betrokkene 1 stond op dat moment echter voor het kopschot van een oplegger en had daardoor geen goed zicht op wat zich achter in de hal afspeelde. De in beweging gekomen bovenloopkraan botste vervolgens met de schaarhoogwerker waardoor deze kantelde en omviel. slachtoffer 1 en slachtoffer 2 kwamen hierdoor op de betonnen vloer terecht.
Zowel slachtoffer 1 als slachtoffer 2 werden na het ongeval in zorgwekkende toestand overgebracht naar het ziekenhuis in Zwolle, alwaar slachtoffer 1 aan de gevolgen van het ongeval is overleden. Slachtoffer 2 heeft als gevolg van het ongeval een hersenkneuzing opgelopen. Hij is sinds het ongeval zijn reukzin volledig kwijt en heeft een verminderde smaakzin. Ook heeft hij vaak hoofdpijn en is hij snel moe.
Het standpunt van het OM
De officier van justitie is van oordeel dat verdachte onvoldoende maatregelen heeft genomen om het ongeval te voorkomen en acht het ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat er onvoldoende is gecommuniceerd met betrekking tot de werkzaamheden van de medewerkers van firma en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft als werkgeefster in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet een grote verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de door haar bij het werk ingezette werknemers, waaronder ook de door haar ingeschakelde werknemers van derden. Die verantwoordelijkheid houdt naar het oordeel van de rechtbank onder meer in dat zij hen doeltreffend moet voorlichten over de aan de te verrichten werkzaamheden verbonden risico’s en maatregelen moet treffen om die risico’s te beperken.
Uit de verklaring van betrokkene 1 volgt dat hij wist dat de werknemers van firma in het bedrijf waren, maar dat hij niet precies wist wanneer zij waar zouden zijn.
De heer betrokkene 2 is technisch bedrijfsleider bij verdachte B.V. betrokkene 2 was degene die de opdracht voor het uitvoeren van de onderhoudswerkzaamheden aan firma heeft verleend en met de heer betrokkene 3, directeur van firma, afspraken hierover heeft gemaakt. Hij heeft verklaard dat er geen specifieke werkafspraken zijn gemaakt. Wel werd afgesproken dat de werkzaamheden in de rustige vakantieperiode uitgevoerd moesten worden, zodat er een zo veilig mogelijke werksituatie zou zijn. Er is niet specifiek gesproken over hoe en onder welke veiligheidsvoorwaarden de werkzaamheden uitgevoerd moesten worden. betrokkene 2 heeft verklaard dat er bij verdachte regelmatig derden over de vloer kwamen voor het uitvoeren van werkzaamheden in het bedrijf. Met deze bedrijven werden geen specifieke werk- en veiligheidsafspraken gemaakt. Er werd door verdachte ook geen toezicht gehouden op werkzaamheden die door derden uitgevoerd werden.
betrokkene 2 heeft op 25 juli 2012 middels een kort emailbericht aan de productieleiders en managers aangegeven dat medewerkers van firma in het bedrijf aanwezig waren voor het onderhoud van de kachels.
betrokkene 4 is productiemanager bij verdachte B.V. en stuurt vanuit die functie de reparatieafdeling aan. betrokkene 4 heeft verklaard dat hij via een e-mail heeft gelezen dat firma medewerkers werkzaamheden aan de kachels zouden uitvoeren, maar dat hij verder niets met deze e-mail heeft gedaan, omdat de meeste productieleiders deze e-mail ook hadden ontvangen. Hij heeft betrokkene 5, teamleider op de reparatieafdeling, en betrokkene 1, leidinggevende op de reparatieafdeling, niet over de inhoud van de e-mail geïnformeerd. betrokkene 4 heeft verklaard dat hij bekend was met het feit dat de kachels op hoogte waren geplaatst, zodanig dat de bovenloopkraan in de hal in het bereik zou kunnen komen bij de werkzaamheden aan de kachels vanuit de schaarhoogwerker. Hij ging er echter vanuit dat de firma medewerkers wel zouden worden gezien als die hun werkzaamheden zouden starten in hal 4.
slachtoffer 2 heeft verklaard dat hij en zijn broer slachtoffer 1 op 25 juli 2012 door betrokkene 2 werden ontvangen. Met hem hebben ze kort de uit te voeren werkzaamheden besproken. Volgens slachtoffer 2 is er toen niet gesproken over de veiligheidsaspecten van het werk.
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte heeft verzuimd om doeltreffende maatregelen te nemen om te voorkomen dat de schaarhoogwerker en de bovenloopkraan met elkaar in botsing zouden komen. Hoewel de werkzaamheden tijdens de rustige vakantieperiode plaatsvonden werd er in de reparatiehal wel gewerkt. Het was bekend dat de slachtoffers op een zeker moment met de schaarhoogwerker in de reparatiehal aan het werk zouden gaan en dat op dat moment door eigen werknemers gewerkt zou kunnen worden met de bovenloopkraan. Er zijn met slachtoffer 1 en slachtoffer 2 noch met de eigen werknemers afspraken gemaakt over (beperkingen in) het gebruik van de bovenloopkraan en de schaarhoogwerker gedurende de werkzaamheden aan de heaters in de reparatiehal. De personen die een leidinggevende functie hebben bij verdachte werden door betrokkene 2 middels een kort e-mailbericht geïnformeerd over het feit dat medewerkers van firma op 25 juli 2012 zouden starten met het onderhoud aan de kachels. Deze e-mail is echter niet gedeeld met de werkvloer; er is niet afgestemd of gecommuniceerd met de medewerkers die in de reparatiehal werkzaam waren welke werkzaamheden er waar op welk moment zouden plaatsvinden. Verder zijn er in dat verband geen veiligheidsmaatregelen getroffen. Verdachte heeft aldus de zorg van de veiligheid overgelaten aan danwel afhankelijk gesteld van het handelen van haar werknemers.
Verdachte heeft aldus, in verband met de arbeid die zij door haar werknemer in haar bedrijf deed verrichten, onvoldoende doeltreffende maatregelen genomen ter voorkoming van gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van andere personen dan haar werknemers.
Bewezenverklaring
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10 van de Arbeidsomstandighedenwet, begaan door een rechtspersoon, strafbaar gesteld bij artikel 1 van de Wet op de economische delicten.
Strafoplegging
De raadsman van verdachte heeft verzocht om bij het bepalen van de op te leggen straf rekening te houden met het feit dat verdachte geen documentatie heeft, terwijl het een bedrijf betreft dat al 130 jaar bestaat en waar dagelijks met zwaar en gevaarlijk materieel wordt gewerkt. Verder heeft de raadsman erop gewezen dat binnen het bedrijf niet lichtvaardig over veiligheid wordt gedacht en dat er na het ongeval maatregelen zijn genomen om herhaling zo veel als mogelijk te voorkomen.
Rekening houdend met het feit dat verdachte geen documentatie heeft en zij inmiddels maatregelen heeft getroffen om herhaling te voorkomen acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste geldboete van € 6.000,- passend en geboden.
Lees hier de volledige uitspraak.